reflectie78(1-2).vp

Oerbeelden in de Religie Johan Pameijer Verrassend erotische liefdesgedichten van mid- deleeuwse nonnen en Soefi-mystici, de duivelse maskers in Tibetaanse kloosters en het hoogmoe- dige gedrag van Christelijke kerkvaders berusten – het moet maar eens gezegd worden – op oer- beelden in het collectief onbewuste van de mens- heid. In navolging van Plato spreekt Carl Gustav Jung over de archetypen. Dat deze oervoorstel- lingen de voedingsbodem zijn van alle religies, is nog maar nauwelijks tot de gemiddelde kerk- ganger doorgedrongen. Religie en psychotherapie blijken verbazend dicht bij elkaar te liggen. Zonder het te willen, hebben wij al die voorstellingen nodig. Sterker nog, ongeweten dragen wij ze met ons mee. Schaduw, Anima of Animus en Per- sona – namen die Jung aan de grootste archetypen meegaf – vergezellen ons op onze levensreis en beïnvloeden ons waar ze kunnen. Zo projecteerden de Tibetanen de Schaduw op hun kleurrijke muurschilderingen, ondergingen de nonnen en de Soefi-mystici de confrontatie met hun Anima of Animus en stonden de kerkvaders onder de dwingende invloed van hun Persona. Allemaal zochten ze het onderwijs van de Oude Wijze en waren ze op weg naar de diepte van het Zelf. Want ook de Oude Wijze en het Zelf zijn oerbeelden van een diepzinnige be- tekenis. In hoge mate is de mens afhankelijk van deze archety- pen, die sinds de verste oudheid zijn onbewuste bewonen. Wat zijn precies de archetypen? Jung was daar nogal cryp- tisch over. Hij leidde hun bestaan af uit mythen en sprookjes in de wereldliteratuur en wat nog interessanter was, hij trof ze regelmatig aan in de dromen van zijn patiënten. Dezelfde ty- pen keerden steeds terug in de fantasieën, dromen en waan- voorstellingen van de mens. Het zijn indrukwekkende, in- vloedrijke en fascinerende voorstellingen, die zich in rijk ge- varieerde gedaanten aandienen en innerlijk worden aan- schouwd. Ze willen gezien, gehoord en gevoeld worden. Maken deel uit van de zielsstructuur van elke mens die ooit geleefd heeft, nu leeft en ooit zal leven. Ze behoren bij het on- bewuste als adem bij het leven. Ze maken deel uit van ons ge- meenschappelijk geestelijke erfgoed en het is in ons eigen belang dat we er rekening mee houden. Maar in de praktijk heeft de mensheid lak aan ze. Daarom dringen ze zich op. Jung trok daaruit de conclusie, dat archety- pen op zichzelf geen bestaan hebben, maar pas tot bestaan ko- men, als ze in het brein van de mens bewust worden gemaakt. Of – en dat is heel belangrijk – als hij ze op de een of andere manier in de buitenwereld ergens op projecteert. Daarom schreven nonnen hun liefdeslyriek, schilderden Tibetaanse monniken hun duivelse fantasieën op tanka’s en plaatsten ker- kelijke prelaten hun ego’s op een onontkoombare manier mid- den in de maatschappij. Dat maakte hen tot echte potentaten, terwijl ze in wezen diep religieuze zielen waren. Nonnen, Tibetanen en prelaten zijn geprononceerde prototy- pen van gewone mensen. Ook u en ik zijn dagelijks in de weer met het projecteren van de archetypen. Diep in ons binnenste beseffen wij dat Jung gelijk had, toen hij wees op het belang van confrontatie, ac- ceptatie en transformatie voor onze geestelijke gezondheid, een proces dat hij aanduidde met de term individuatie of zelfverwerkelijking. Wij ont- komen dus niet aan de archetypen, anders ge- zegd, wij hebben ze dringend nodig om tot evenwichtige mensen uit te groeien en de nade- ring tot God – ook een archetype – in ons bewustzijn op te nemen. Vrijwel iedereen verbaast zich over een niet-ingrijpende God die oorlogen, rechtsver- krachting en uitbuiting maar door laat gaan. Weinig mensen realiseren zich dat deze rampen de Schaduw van volken, lan- den, groepen en individuen tegenwoordig stellen. De buurman met zijn lawaairadio en zijn opgevoerde bromfiets is niet zo- maar een gehate lastpost. Hij groeit uit tot onze individuele Schaduw met wie wij in onszelf in het reine moeten komen, hoe lastig dat vaak ook is. In allerlei situaties kan de Schaduw opdoemen in al zijn te- genwerkende oerkracht. Als wij hem na de confrontatie kun- nen accepteren, zijn we misschien in staat de negatieve emoties, die hij oproept in ons binnenste, te transformeren, zo- dat het negatieve verandert in een positieve kracht, die wij daarna ten nutte kunnen maken. Grootste Schaduwmacht is de duivel, een creatuur dat geen objectief bestaan heeft, maar oprijst uit de personages van Herodes, Kajafas, Judas en Deva- datta bij de Boeddhisten. De Perzen kenden hem als Ahriman, bij de Egyptenaren heette hij Seth en de Indiërs vereren hem als Kali. Juist, ze vereren hem als Kali, omdat in het kwade het goede schuilgaat. Dat goede dienen wij door transformatie van het kwade aan het licht te brengen. Dat is onze opdracht. In alle religies van de aarde. Een ander groot archetype noemt Jung de Anima (de vrou- welijke ziel in de man) of de Animus (de mannelijke ziel in de vrouw). Tegendelen trekken elkaar op mysterieuze wijze aan. Doorgaans trouwen wij met een partner die een deel van onze niet aanvaarde tegenkrachten in zich draagt. Dat geeft botsing- en, maar botsingen zijn confrontaties en die hebben we weer nodig om via acceptatie tot transformatie te komen. Onder de Anima worden allerlei collectieve zielsstructuren verstaan, van wereldmoeder tot prostituee, van Isis tot Maria en van Maria Magdalena tot Aphrodite. Een oud gnostisch manuscript uit de Nag Hammadi verza- meling (“Donder, volmaakte Geest”) geeft op indringende wijze te verstaan hoe wij met het archetype van de Anima (of Ani- mus) dienen om te gaan: “Ik ben gezonden uit kracht en ik ben gekomen naar hen die aan mij denken en ik ben gevonden onder hen die naar mij zoeken. Kijkt naar mij, u die aan mij denkt en u, toehoorders, hoort naar mij. U, die op mij wacht, neemt mij tot u, en verbant mij niet uit uw gezicht. Want ik ben de eerste en de laatste. Ik ben de vereerde en de verachte. Ik ben de hoer 10 Reflectie 1 (1-2) september 2004 Kerk en Religie

RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=