reflectie78(1-2).vp
Dergelijke misverstanden komen wellicht primair voort uit een gebrek aan basale filosofische scholing bij de auteur. Dit wordt ook gesuggereerd door de vreemde opmerking dat filo- sofen wel van alles kunnen beweren, maar dat ze nu eenmaal geen rekening zouden houden met fysiologische data! We zou- den dit gerust mogen omkeren door te zeggen, dat Woerlee zelf te weinig kennis heeft genomen van analytische filosofie, terwijl veel van zijn werk in de kern juist op de eerste plaats met filosofie te maken heeft. Helaas geldt deze kritiek ook voor zijn bespreking van pa- ranormale ervaringen, waarnemingen van aura’s en uittredin- gen. Woerlee heeft hierbij blijkens de referenties bijna uit- sluitend gebruikgemaakt van sceptische bronnen en gaat niet in op concrete parapsychologische onderzoekingen. Wat be- treft paranormale ervaringen stelt hij dat hier nog steeds geen betrouwbaar bewijs voor is. Hij weidt echter niet nader uit over argumenten van parapsychologen. Gezien zijn verkeerde voorstelling van de survival-theorie, wekt dit niet bepaald ver- trouwen bij de geïnformeerde lezer. Maar zelfs als zijn positie werkelijk goed onderbouwd was, zou de lezer toch recht heb- ben op een veel gedetailleerdere ontkrachting van de argumen- ten van voorstanders. Ook logisch laat Woerlee steekjes vallen als hij nu eens zegt dat er geen sluitend bewijs voor het paranormale bestaat, en dan weer dat er helemaal geen bewijsmateriaal voor bestaat ( hoofdstuk 7 e.v. ). Geen sluitend bewijs is immers bepaald iets anders dan helemaal geen bewijsmateriaal. Iets dergelijks geldt als hij eerst stelt, dat er waarschijnlijk geen paranormale waarnemingen bestaan, en later domweg dat er ( zeker ) geen paranormale waarnemingen bestaan. Voorts doet hij alsof hij precies zou weten hoe paranorma- le waarneming zou werken, als deze – anders dan hij gelooft – echt zou bestaan. Doven zouden er bijvoorbeeld net zo gemak- kelijk hun toevlucht toe kunnen nemen als tot de overblijvende normale zintuigen. Er is echter geen enkele parapsycholoog die beweert dat paranormale waarneming exact hetzelfde zou werken als de bekende normale zintuigen, of dat men er zo maar naar believen bewust over zou kunnen beschikken. Opnieuw stelt Woerlee de positie van zijn opponenten dus fundamenteel verkeerd voor. Dat gebeurt in een volgend hoofdstuk nog eens, waar hij doet alsof het bestaan van voor- schouw impliceert dat mensen dit vermogen vrijelijk moeten kunnen benutten bij het gokken ( hoofdstuk 8) Aura’s en uittredingen ( hoofdstuk 9 t/m 13 ) worden even- eens zonder serieuze aandacht voor bewijsmateriaal geïnter- preteerd als bijverschijnselen van puur fysiologische processen. Ook hierbij verwart Woerlee in elk geval qua for- mulering een hypothese met een onomstotelijke waarheid. De combinatie van een foutieve voorstelling van de posi- ties van opponenten met het negeren van empirisch bewijsma- teriaal dat ingaat tegen de eigen theorie, komt steeds weer terug. Daardoor mag het geen verbazing wekken, dat Woerlee ook bijna-doodervaringen terugvoert tot bijverschijnselen van verstoorde hersenprocessen. Dit vormt ook het enige uitgangs- punt voor zijn bespiegelingen over wat mensen doormaken als ze sterven. Geen woord over Pim van Lommel of Pam Rey- nolds bijvoorbeeld. Het is dan ook niet te hopen dat BDE-ers, op hun zoektocht naar goede literatuur over bijnadooderva- ringen, als eerste op dit (Woerlees) boek stuiten. Het zou hen op het verkeerde been kunnen zetten en in theorie zelfs een deel van hun eigen positieve interpretatie kunnen aantasten. Ik had naïef genoeg gehoopt dat een medicus juist dit onderwerp daarom eerlijker zou belichten. Inhoudelijke manco’s Woerlee heeft met dit boek aangetoond zeer goed en helder te kunnen schrijven, maar inhoudelijk heeft hij zijn werk niet best gedaan. Hij noemt voorstanders nauwelijks bij naam en negeert bijvoorbeeld al het bewijsmateriaal voor reïncarnatie of verschijningen. Hij stelt ook dat mensen tijdens uittredingen nooit waargenomen zouden worden door derden. Niemand is verplicht een uitputtend overzicht te bieden om überhaupt over een bepaald onderwerp te mogen schrijven, maar dergelijke omissies en fouten zijn niet te rechtvaardigen. Deze tekortkomingen worden overigens enigszins goedge- maakt door vermeldingen van serieus onderzoek naar bij- nadoodervaringen op zijn websites, maar die doen anderzijds juist weer vermoeden dat de auteur zelf ook beseft, dat de za- ken tenminste iets ingewikkelder liggen dan hij in Mortal Minds doet voorkomen. Het boek sluit af met manieren waarop iemand die zelf de dood niet overleeft, toch in zekere zin nog ‘onsterfelijk’ kan zijn, bijvoorbeeld in de vorm van herinneringen van nabestaan- den of roem ( hoofdstuk 19 ). Hij verkondigt hierbij een credo dat we al veel langer kenden van materialistische vrijdenkers. Het is jammer dat Woerlee het zelfs nodig vindt de theorie van een overleven als negatiever neer te zetten dan de extinctie-these. Eeuwige onsterfelijkheid zou uiteindelijk leiden tot eeuwige verveling, doordat een persoonlijke ziel zich in essentie nooit verder zou kunnen ontwikkelen dan hoe zij was tijdens haar aardse leven – ontwikkeling zou namelijk leiden tot verlies van persoonlijke identiteit. Deze curieuze gedachte wordt opnieuw gepresenteerd als onderdeel van de survival-these, terwijl de voorstanders daarvan bijna per definitie uitgaan van een per- soonlijke evolutie ( met behoud van identiteit)! Waarde van het boek Mortal minds vertoont ernstige gebreken die bijna inherent bij de sceptische (debunkers-)methode lijken te horen. Kenners van het onderzoek naar survival hadden ook niet anders kun- nen verwachten. De theorie van een persoonlijk overleven na de dood staat wetenschappelijk gezien namelijk sterker dan ooit, zodat al- leen het negeren, verdraaien of onderschatten van bewijsmate- riaal tot een andere conclusie kan leiden. Dat nog slechts een klein gedeelte van de academische gemeenschap dit openlijk erkent, doet hier niets aan af. Wat filosofische onderbouwing betreft heeft dit boek niets te bieden, maar ook dit ziet men maar al te vaak bij sceptische auteurs. De boodschap van dit boek is dan ook alleen interes- sant voor ‘gelovigen’ die de extinctie-these al aanhingen, zoals materialistisch georiënteerde vrijdenkers en humanisten. Col- lega-sceptici zullen Woerlees werk ongetwijfeld verwelkomen als een verfrissende preek voor eigen parochie. Hoewel som- mige debunkers zich daarbij misschien zullen storen aan het in hun optiek waarschijnlijk schrijnend gebrek aan persoonlijke aanvallen onder de gordel. 35 Reflectie 1 (1-2) september 2004
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=