reflectie78(1-2).vp
ling van ego’tjes die zich in het innerlijk, ofwel in de synagoge van de mens hebben verzameld), wil je ons kapot maken?” Wie besluit de thuisreis te aanvaarden en de weg van ver- lossing of bevrijding te gaan, zal tot de onvermijdelijke con- frontatie komen met zijn eigen ego. Wie doorgaat en de moed niet verliest en wie de genade van een gids of leermeester weet te vinden, zal langzamerhand het goddelijke vóór laten gaan, waardoor het goddelijke (licht) in de mens dominant wordt. Dan daagt het licht dus. Het ego verzet zich echter uit alle macht en schreeuwt het uit, bang als het is de macht te verlie- zen. Maar Jezus maakt het ego niet kapot. Hij laat het er ge- woon zijn, maar hij zorgt ervoor dat het gaat gehoorzamen en luisteren. Vandaar: ‘Stil! Houd je mond. Verdwijn en laat hem met rust!’ De pijn die de mens voelt is de pijn van het ego met al zijn stuiptrekkingen en gevloek en getier. Ten slotte stelt datzelfde ego zich echter onder het gezag van het goddelijke in de mens dat hij gaat gehoorzamen. Zo wordt het ego die- naar en discipel tegelijkertijd!” Het is slechts één citaat, één van de commentaren uit dit boeiende boek. Wat opvalt is, dat Van Oyen vooral het belang van het hebben van een leraar of gids benadrukt, om spiritueel te groeien. Niet iedereen zal dit met hem eens zijn, maar er valt wat voor te zeggen. Dit zijn eigentijdse commentaren, waardoor oude evan- gelieteksten weer gaan leven. Terecht wijst Van Oyen erop dat er meer in de bijbel te vinden is dan een letterlijke betekenis. Bestudering van de Kabbala en van andere Joodse esoterische geschriften leert, dat de Joodse traditie sterk gericht was op het werken met dubbele betekenissen en met woordspelingen. Deze verta- ling-met-commentaar van het Marcus- Evangelie past in de huidige ontwikkeling waarin aloude bijbelteksten geheel op- nieuw worden gewaardeerd. Tweeduizend jaar van dogmatiek en van gefixeerde denk- patronen hebben hun sporen nagelaten. Wat vroeger nog inspi- rerend bleek, voldoet nu niet meer. Het beeld van Jezus als Zoon van God is volgens Van Oyen inmiddels aan een intense en diepgaande herijking toe. Met dit boek heeft hij daaraan een waardevolle bijdrage geleverd. 1 Paul G. van Oyen: “ Het Evangelie van Marcus - Een vertolking met commentaar .” Conversion Productions, 2004. ISBN 90 76392 19 6. Johan Pameijer over zijn boek “Nachtzicht” Als Johan Pameijer eenmaal aan het woord is, lijkt hij over een haast onuitputtelijke bron van parate kennis te beschikken. Zijn preken en lezingen bereidt hij nauwelijks voor. “Natuur- lijk ben ik er in gedachten wel mee bezig, maar als ik eenmaal begin te spreken, komt het verhaal vanzelf.” Zo vergaat het hem ook tijdens het schrijfproces, al maakt hij daarbij wel gebruik van zijn bronnenmateriaal. Zijn nieuwste boek 1 gaat over het spirituele in dromen. “Iedereen droomt”, zegt Pameijer, “wel vier of vijf dromen verglijden in het schimmenrijk van de nacht. Niemand minder dan Carl Gustav Jung heeft ergens beweerd dat we waarschijn- lijk onafgebroken dromen. Waarom merken we dat dan niet? Dit komt doordat ons waakbewustzijn onze dromen groten- deels laat verbleken, zoals het zonlicht de sterren aan het oog onttrekt. Maar er resteert voldoende om de aandacht vast te houden. Al sinds de oudheid werd de mensheid gefascineerd door het uitdagende droomleven. De in Efeze geboren droom- uitlegger Artemidorus schreef in de tweede eeuw na Christus een boek onder de titel Oneirokkitika (Droomuitleggingen), dat nog nauwelijks aan gezag heeft ingeboet. De meeste he- dendaagse onderzoekers baseren zich op dit unieke werk. Het was Artemidorus opgevallen hoeveel zijn dromers ontleenden aan mythen en mysteriën. Ook Jung en zijn navolgers bespeur- den in dromen veel mythische motieven. Hij constateerde dat iedereen zijn eigen motieven en symbolen heeft. Dat maakt het uitleggen van dromen zo buitengewoon gecompliceerd.” Als het waar is dat elektromagnetische denkvelden de aar- de omspannen, zoals enkele onderzoekers denken te hebben aangetoond, dan kan het volgens Johan Pameijer niet anders of daarin zijn ook de zogenaamde hersenspinsels van het droom- leven opgenomen. Edward Russell schrijft hierover: ”In deze onvoorstelbare hoeveelheden denkvelden ligt alles opgesloten wat we ooit hebben geleerd en nog zullen leren, het eerste woordje dat we leerden spreken, net zo goed als de filmbeel- den van gisteren.” Naar de overtuiging van Pameijer bevat dat ‘alles’ wat in de denkvelden ligt opgesloten, ook de 24 miljard nachtelijke dromen. “Alleen al dit gegeven motiveert mij om aan de vele boeken over dromen dat van mij nog eens toe te voegen. Ik geloof namelijk dat wij de invloed van dromen schromelijk onderschatten, maar omdat ze van een ander leven getuigen, zijn ze voor de maatschappij waardeloos en worden ze genegeerd. Toch kunnen zij de bron zijn voor grootse kunstwerken, belangrijke ontdekkingen en kunnen zij zelfs de kiem van gevaarlijke conflicten in zich dragen.” Een voorbeeld: Op een nacht stond hij in zijn droom te wachten op de trein die hem naar zijn werk moest brengen. Het was een kort treintje. In plaats van te stoppen reed het door. “Ik ren er achteraan en als het speciaal voor mij stopt, kan ik het inhalen, maar de deuren blijven gesloten en een conducteur wijst mij op een volgende trein die er aan komt. Inderdaad zie ik dat treintje al langs het gindse perron binnenrijden. Ik moet rennen om het te halen, maar helaas, het zet zich in beweging voordat ik de trein heb kunnen bereiken. Voorbij het station stopt hij om mij erin te laten en ik wurm mij in een stampvol compartiment.” Treindromen schijnen volgens Pameijer veelvuldig voor te komen. “Vaak hebben ze een ongunstige betekenis, maar deze droomtrein interpreteer ik als een gunstig voorteken. Ze gaan over de levensreis en vertellen iets over de manier waarop de reis wordt gemaakt. Terwijl ik vaak heb gedroomd over te laat komen, vertelt deze droom mij dat ik op tijd op mijn bestem- ming zal zijn, want ik kon de trein op het nippertje halen. Meestal geven droomtreinen uitdrukking aan een levensloop. De rails laten weten dat we niet van onze bestemming kunnen afwijken, tenzij we eerder uitstappen. Een lege trein met een instapverbod vertelt mij dat ik op mijn 72 e midden tussen de mensen sta. De volgtrein die ik nog maar moet zien te halen, kan in mijn geval duiden op het nieuwe project waar ik me aan heb gewaagd. Alle passagiers zijn dromers, maar evenzeer potentiële lezers van het boek dat best eens de bestemming van deze trein zou kunnen zijn. Niemand moppert vanwege de extra stop die de trein ter wille van mij heeft gemaakt. Zodra ik mij naar binnen heb gedrongen, zet de trein zich in beweging op weg naar het einddoel.” “Het bizarre van dromen is dat ik niet per sé passagier hoef te zijn, maar dat de trein een voorstelling van mijzelf zou kun- 38 Reflectie 1 (1-2) september 2004 Boekbesprekingen
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=