reflectie78(1-2).vp

nen zijn met alle passagiers die deel uitmaken van mijn zielen- leven. Ook de gesloten trein was ik zelf, maar hij reed niet naar hetzelfde doel en was dus een onvergankelijk deel van mijn onbewuste, terwijl de trein die nu door mijn droomwereld snelde, bewust kon worden gemaakt.” Pameijer heeft over deze recente droom gemediteerd, hem van een afstandje bekeken en hem om en om gewenteld. Uit- eindelijk betrok hij hem helemaal op zichzelf, zijn situatie, zijn plannen. Voor hetzelfde geld kon het een en ander betrek- king hebben op zijn leven of de ziekte waarvan hij geen last meer had. De lege trein zou een metafoor van de dood kunnen zijn en de volgtrein die van het leven. Ook kan de bereidwillige stop van de gesloten trein geduid worden als het einde van de ziekte en de volle trein van de ge- nezing. “Je ziet dat meerdere interpretaties mogelijk zijn. Iede- re uitleg past bij een individuele situatie. Dromen zijn speelse, plastische en flexibele uitingen van de onbewuste ziel, onge- schikt voor een objectieve exegese. Droomverklaarders die de dromen voornamelijk relateren aan het dagelijkse leven, doen de omvang van het droomreservoir schromelijk tekort. Na vele jaren van rustige observatie ben ik gaan inzien dat dromen de hele mens beslaan. Het totale complex van geest, ziel en lichaam is erbij betrokken…” Pameijer wijst erop dat er in die droomtrein een zekere lijn zit. Het boek is ook bedoeld om mensen er bewust van te ma- ken, dat er een zekere lijn in dromen zit. Hij is naar aanleiding van o.a. die treindroom een onderzoek begonnen, ook onder bekenden die hem hun dromen beschikbaar hebben gesteld. Hij is toen van verbazing bijna omgevallen van wat hij alle- maal te horen kreeg. Het hele boek is dus gebaseerd op een reeks dromen van hemzelf en van zijn bekenden. Tijdens het ziekteproces had hij een aantal dromen dat be- trekking had op het ziek zijn, nu zo’n twee jaar geleden. Hij heeft toen inzicht gekregen in het genezingsproces. Die dro- men hebben hem tijdens het ziekteproces een gevoel gegeven dat er sprake is van begeleiding. Je staat er niet alleen voor. Het was ook de aanleiding die droom op te schrijven en er met zorg naar te kijken en ermee om te gaan. Die dromen hebben hem, zegt hij, het gevoel gegeven dat er een spirituele kracht aan het werk was. Dat werd ook het motief van het boek: het spirituele in dromen. De laatste droom was een droom die erop wees dat het pro- ces voltooid was, de droom met de drie bedden. Dit was ook een genezende droom. “Ik lag in een zaaltje met drie bedden aan weerskanten. Ik lag op het meest linker bed bij het raam, een paar uur, zolang ik daar moest zijn. Toen droomde ik dat ik op het middelste bed lag. In de tijd dat ik mij om de twee weken naar het zie- kenhuis voor een dagbehandeling begaf, mocht ik op een dag een van de zes bedden uitzoeken. Aan weerskanten stonden er drie. Mijn voorkeur ging uit naar een bed bij het raam met uit- zicht over een gazon, een vijver en verder weg de landelijke verte. Zodra ik op het infuus was aangesloten, nam ik mijn boek en begon te lezen. Ik vertel dit speciaal, omdat ik tegen het einde van februari 2002 droomde in een verlaten straat te wandelen op weg naar een grote feestzaal. In een hoek stond een vierkant tafeltje met vier stoelen er omheen. In de tegenovergestelde hoek stonden drie smalle bedjes naast elkaar. Het bedje in de hoek is lager dan beide andere. Aanvankelijk lig ik in het middelste bed, alleen. Maar in een volgende fase moet ik in het lage bedje gaan liggen, dat rechts van het middelste bed staat.” Hij wijst op een zin uit een boek van Thomas Moore: “De ziel heeft behoefte aan comfort en ruimte om zich heen.” Dat zou de grote lege zaal kunnen verklaren met de bedjes in een hoek. Zalen, grote ruimten, huizen met gangen, kamers en trappen voelen aan als metaforen van de ziel. De bedjes in de grote, lege droomzaal maken deel uit van zijn zielenbewust- zijn, daar was hij zeker van. Een bed is een heiligdom, maar een ziekenhuisbed biedt bescherming en beslotenheid, ook in een onoverzichtelijke ruimte. De veiligheid van het bed werd in deze droom evenwel bedreigd door de verandering van bed. “Na een korte onder- breking – toiletbezoek misschien – moet ik plaatsnemen in het lagere bedje aan de rechterkant van het eerder ingenomen mid- delste bed.” De nadruk op rechts in deze droom leek een veel- zeggend teken. Hij trekt dan ook de conclusie dat het rechter- bed, dat bovendien lager was dan de beide andere, een aandui- ding inhield in de orde van de linker en rechter hersenhelft of in de magie van het linker en rechter pad. Rechts staat voor in- tuïtief, gevoelsmatig, tegenover de rationele, lineaire linkerzij- de. De magie van het linkerpad is zwart, terwijl die van het rechterpad geacht wordt wit te zijn. Rechts heeft met Licht te maken, links met duisternis, ofwel: rechts is het innerlijke le- ven en links het uiterlijke. Deze overweging zette Pameijer op het spoor van het gevoelsmatige onbewuste dat door het rech- ter bedje werd uitgebeeld. Hij zag het als een gunstig teken om in het rechter bedje te mogen liggen. Het zou zomaar kunnen meedelen dat zijn onderbewuste de zorg voor zijn ziekte op zich had genomen. Hij hoefde zich alleen maar over te geven en af te wachten. Er kwam ook nog een afsluitende, alles verklarende droom. Het kwam hem voor alsof de genezing al een feit was, terwijl in werkelijkheid het gehalte van zijn witte bloedcellen onrustbarend laag was. Een intensieve behandeling met antibi- otica moest voorkomen dat hij aan een gevaarlijke infectie zou bezwijken. Hoewel hij nog steeds om de zoveel tijd voor con- trole naar het ziekenhuis moet, is op dit moment het gevaar ge- weken en is zijn bloed gezond. “De periode van mijn ziekte heb ik als een bijzonder zinvol- le ervaren. Het is niet plezierig te horen dat je aan leukemie lijdt en het risico loopt om aan de gevolgen ervan te sterven. Maar ik besef een geluksvogel te zijn geweest, dankzij de droomserie die mij onvoorwaardelijk steunde en mij inzicht gaf in een bui- tengewone sinistere situatie… Ik ontving in mijn dromen een serie boodschappen in de taal van het onderbewuste die mij on- dersteunden in de zware strijd tegen ziekte en doodgaan.” Al schrijvend zag Pameijer ook de samenhang met andere dromen die hij had; het bleek een vervolgverhaal te zijn. Een story met een happy end, dat wel, want hij genas van zijn leu- kemie, zoals dit hem uit die dromen ook duidelijk was gewor- den. Hij had dan ook duidelijk het gevoel dat hij dit aan andere mensen moest vertellen. Pameijer verdiepte zich verder in het fenomeen dromen en ontdekte dat dromen veel meer zijn dan zomaar wat warrige beelden en flarden. Hij kwam tot de ontdekking dat het hierin gaat om een gesprek, een communicatievorm tussen het onbe- wuste en het bewustzijn. “Elke droom bevat een zinrijke persoonlijke mythologie met symbolen, die in nauw verband blijken te staan met de 39 Reflectie 1 (1-2) september 2004

RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=