reflectie 10(1) voorjaar 2013.vp

ïsme. Deze combinatie is rond 1900 nieuw in het Europa. Eu- ropa heeft altijd wel geweten van reïncarnatie, maar niet in de combinatie met karma. The proof of the pudding: Origenes Tijdens het vijfde oecumenische concilie van Constantinopel in 553 na Christus verwerpen de aanwezige bisschoppen in een adem zowel de pre-existentie van de ziel als de reïncarna- tie. Althans dat wordt vaak gezegd. Maar is het ook zo? De eerste zin van het anathema luidt: Wanneer iemand de verzonnen pre-existentie van de zielen verkondigt en de daaruit volgende belachelijke idee van de herschepping – zo is hij in de ban. In dit anathema worden twee opvattingen van de Alexan- drijnse kerkvader Origenes (184-254) veroordeeld: de pre- existentie en de ‘herschepping’. Maar met ‘herschepping’ wordt echter niet reïncarnatie bedoeld maar de opvatting van de apokatastasis , dat is dat alle zielen aan het einde der tijden zullen worden gered. Opvallend is dat het concilie wel de pre-existentie veroordeelt, maar we vinden in de anathema’s niets over de reïncarnatieleer van Origenes. De vraag is dan: leerde Origenes dat wel? Dat de (katholieke) kerk de reïncar- natie verwerpt is natuurlijk evident: ‘Er is geen reïncarnatie na de dood’ stelt de Katholieke Katechismus eenvoudig’. Maar hoe zit het nu met Origenes? Leert hij nu wel of niet de reïn- carnatie? De antwoorden verschillen zeer. Sommigen zijn van mening dat Origenes beweert dat reïncarnatie vreemd is aan de kerk. Anderen beweren stellig dat Origenes in metem- psychosis gelooft. Dergelijke radicaal verschillende conclusies komen voort uit een onduidelijk gebruik van de begrippen. Een tussenpositie wordt ingenomen door Heimann die beweert dat Origenes wél de metempsychosis (van de Grieken) afwijst, maar niet de metemsomatosis. De metempsychosis – dus de zielsverhuizing in een willekeurig lichaam – acht Origenes niet christelijk, terwijl hij de metemsomatosis – het incarneren in een menselijk lichaam – wel christelijk vindt. Feit is dat Origenes zich ondubbelzinnig uitspreekt tegen de leer van de reïncarnatie zoals Plato en Pythagoras leerden. De metempsy- chosis dus volgens onze definiëring. Origenes schrijft: We geloven niet dat zielen van het ene lichaam passeren naar een ander lichaam en dat ze zo laag kunnen afdalen in het lichaam van een dier. In zijn commentaar op het Johannes-Evangelie wijdt Ori- genes een heel hoofdstuk aan de opvatting van degenen die in reïncarnatie geloven. Hij behandelt de uitspraak van Jezus dat Johannes de Doper de wedergekomen profeet Elia is (Matt.11:14), waarvan kennelijk in zijn tijd al wordt gedacht dat het verwijst naar de leer van de reïncarnatie. Dat is niet het geval volgens Origenes. Met deze passage wordt bedoeld dat de geest van Elia op Johannes de Doper rust. In zijn Mattheus- commentaar is Origenes ondubbelzinnig. Daar zegt hij: Het lijkt mij niet dat op deze plaats wordt gesproken over de ziel van Elia, tenzij ik in het dogma van de transmigratie val, die vreemd is aan de kerk van God en niet overgeleverd is door de apostelen, noch ergens in de Schrift. Origenes duidelijk: de leer van de transmigratie – metem- psychosis – wijst hij af. De metemsomatosis echter wijst hij niet af. Daarvoor getuige bijvoorbeeld Peri Archon IV 4,8: Stel dat iemand kan aantonen dat de niet-lichamelijke, ra- tionele natuur, wanneer ze zich ontdaan heeft van het lichaam, op eigen kracht verder leeft en als ze bekleed is met het lichaam, er slechter aan toe is, en beter als ze het lichaam af- legt. *Dan kan de lichamelijke natuur toch niet oorspronkelijk zijn, maar moet ze wel met tussenpozen ontstaan vanwege be- paalde voorvallen die rationele wezens overkomen, die dan behoefte hebben aan lichamen; maar wanneer er sprake is van volledig herstel, moeten die lichamen wel weer verdwijnen in het niet-zijn. Zo moet het dan voortdurend gaan. Er zijn verschillende versies van deze passage. Vanaf * be- staat alleen in de Griekse versie bij Justinianus. Meestal wordt de Latijnse versie van Rufinus gebruikt – daarin komt de pas- sage vanaf * niet voor. Het is juist het Griekse stukje tekst dat lijkt te spreken over metemsomatosis. Augustinus Rond 400 na Christus verdwijnt de reïncarnatieleer in Europa. Dat zal mede onder invloed van kerkvader Augustinus zijn ge- weest die in zijn De Civitate Dei (De Stad Gods) de reïncarna- tieleer van Plato en Plotinus (metempsychosis) en Phorpyrius (metemsomstosis) verwerpt. Volgens Augustinus hebben de profeten het niet geleerd, de Heiland zelf niet, het evangelie niet en de apostelen niet. En dus is het veel gepaster om: … te geloven dat de zielen eenmaal terugkeren naar hun eigen lichamen, in plaats van vele malen naar telkens andere. ‘Eenmaal’ slaat op het einde der tijden wanneer alle licha- men zullen opstaan. Het woord van Augustinus is wet en dus verdwijnt reïncarnatie in het westerse christendom. Thomas van Aquino Thomas van Aquino (1210-1274) koppelt de leer van Origenes inzake de pre-existentie van de ziel en de reïncarnatie aan de katharen. Hoofdstuk 83 in zijn Contra Gentiles is een keytext voor wat betreft zijn eigen leer dat de ziel niét pre-existent is en pas ontstaat wanneer er een lichaam ontstaat. Om dat aan te tonen weerlegt Thomas onder meer de opvatting van Origenes inzake de pre-existentie van de ziel. In paragraaf 83.7 verbindt hij daar de transmigratie aan, de metempsychosis van Plato. En in een adem door zegt hij dat de katharen – hij noemt ze manicheeërs – ook in de pre-existentie en de transmigratie ge- loven: Aan de andere kant nemen sommigen die het katholieke geloof belijden een middenpositie in. Immers, omdat het ka- tholieke geloof leert dat niets eeuwig is behalve God, houden deze personen vol dat de menselijke zielen niet eeuwig zijn, maar dat ze geschapen zijn tegelijk met – of eigenlijk voor – de zichtbare wereld, maar dan toch opnieuw aan lichamen zijn gebonden. Van deze christenen was Origenes de eerste vertegenwoordiger van deze theorie en velen volgden hem snel. Deze theorie bestaat inderdaad nog steeds onder de ket- ters, bijvoorbeeld bij de manicheeërs, die – met Plato – de eeuwigheid en de transmigratie van zielen verkondigen. Thomas heeft het in dit citaat over metempsychosis, gezien de verwijzing naar Plato. Maar precies die vorm van re- ïncarnatie wijst Origenes af, hebben we hiervoor gezien. Het verweer van Thomas tegen de pre-existentie van Origenes wordt in uitgebreide scholastische argumenten weerlegt, maar aan de reïncarnatie wijdt Thomas nauwelijks woorden. Hij zegt eenvoudigweg dat dat niet waar is. Conclusie De conclusie is duidelijk: het traditionele kerkelijke christen- dom is onverenigbaar met de leer van de reïncarnatie. Op 12 Reflectie 10(1), voorjaar 2013

RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=