reflectie 10(1) voorjaar 2013.vp

Overgave en praktisch mededogen; de ethische code van de Koran Ojas Th. de Ronde De jihad (overwinning op het ego) en de overgave aan de wil van God die daarmee gepaard ging, maakte van de eerste volge- lingen van de profeet Mohammed mensen met een nieuwe leefstijl. Velen van hen waren rijke zakenlieden, die in de handel kei- harde kapitalisten waren geworden. Maar door de boodschap van de Koran gingen zij beseffen dat hun verworven bezittingen een godsgeschenk waren die zij, uit dankbaarheid voor de weldaden van Allah, moesten delen met hun zwakkeren broeders. Dit praktische mededogen een direct gevolg van de ‘jihad’ creëerde een nieuwe, levendige samenleving en is nog steeds de essentiële deugd van de Islam. Elke religieuze gemeenschap kan zich hieraan spiegelen. De verschillende aspecten hiervan wil ik in dit artikel graag uit- diepen. Temeer omdat ik op mijn vorige artikel (1) , waarin ik de ‘jihad’ als overwinning op het ego centraal had gesteld een paar opmerkelijke reacties kreeg. Lezers hadden de indruk dat ik wel erg positief over de Islam schreef. Het woord ‘jihad’ wordt nu immers ook door fundamentalistische, islamitische terroristen opgevat als bescherming van de Islam tegen het Westen. (2) Mijn antwoord daarop is simpel: ook in het christendom zijn woorden van Jezus gebruikt om de gewelddadige kruis- tochten tegen de Islam of de wrede Inquisitie tegen eigen ge- loofsgenoten te rechtvaardigen. Maar kunnen we daar Jezus een verwijt van maken? Is het niet helender om dit misbruik van zijn woorden aan de kaak te stellen en ons zelf telkens de oorspronkelijke bedoelingen van zijn woorden te herinneren? Als we dit doen zijn we in goed gezelschap, dan zetten we de traditie voort van de oorspronkelijke gnostische christenen. Hetzelfde geldt als er misbruik gemaakt wordt van de woorden van de Koran. De islamitische gelovigen die we te- genwoordig overal om ons heen ontmoeten zijn alleen maar blij als we met hen kunnen spreken over de oorspronkelijke bedoelingen van de Profeet. En ik ken genoeg moslisms die ‘jihad’ in de oorspronkelijke betekenis van ‘overwinning op het ego’ beleven. Gesprekken hierover kunnen ook heel boei- end zijn. Het geeft de ruimte en de mogelijkheid tot vriend- schap en verlichting aan een wereld in diepe crisis. Crisis in een kapitalistisch systeem Door eerlijk historisch onderzoek (3) zijn wij in onze tijd ge- lukkig in staat om een aantal mythes opnieuw tegen het licht te houden. De resultaten zijn soms heel wonderlijk. Zo komen we er achter dat de tijd waarin Mohammed leefde een tijdperk van keihard kapitalisme was waar Mohammed grote vraagte- kens bij zette. We ontdekken dat de stam van de Koeraisjiten in Mekka onverwacht rijk was geworden door handel te drijven met om- liggende landen. Mekka was daarmee een bloeiende handels- stad geworden, maar tijdens de agressieve strijd om rijkdom waren een aantal oude stammenwaarden verloren gegaan. In plaats van te zorgen voor de zwakkere leden van de stam, zo- als de nomadische gedragsnorm voorschreef, probeerde de rij- ke Koeriasjiten nu geld te verdienen ten koste van een aantal andere familiegroepen – clans – binnen de stam. Mohammed, zelf ook een Arabische zakenman uit de stam van de Koerasjiten, bleek één van de weinigen die zich hier ongerust over maakte en dit als een diepe crisis van de Arabi- sche cultuur ervoer. Temeer omdat de nieuwe stijl van handel drijven gepaard ging met vernietigende oorlogen. Hoe hier een oplossing voor te vinden? Mohammed wist het niet en nam de gewoonte aan zich jaarlijks een maand terug te trekken op de top van de berg Hira, net buiten Mekka, om te bidden en te vasten en daarna aalmoezen te geven aan de armen. Tijdens een dergelijke maand in 610 na Christus maakte hij een ervaring mee die de wereldgeschiedenis zou verande- ren. Hij ervoer hoe hij overweldigd werd door een Aanwezig- heid die hem in zijn greep hield, totdat hij de eerste woorden van een nieuw Arabisch heilig geschrift – de Koran – van zijn lippen hoorde rollen. Twee jaar lang zweeg Mohammed over zijn ervaringen en pas in 612 meende Mohammed voldoende gezag te hebben om te gaan prediken. Zijn boodschap sloot aan bij datgene waar- van de Koerasjiten al overtuigd waren, namelijk dat ‘al-Lah’ (wat gewoon ‘de god’ betekende) die in Mekka vereerd werd als de Ene God, degene was die de wereld had geschapen en tijdens de Laatste Dagen een oordeel zou vellen over de mens- heid. Nieuw was echter dat Mohammed nu ook, als Profeet van ‘al-Lah’, stelde dat het verkeerd was een privévermogen alleen voor zichzelf op te bouwen. Het was goed om rijkdom te delen en een samenleving te ontwikkelen waarin de zwak- keren en de kwetsbaren met respect werden behandeld. Indien de Koerasjiten hun leven niet zouden beteren, zou hun samen- leving instorten omdat zij de fundamentele wetten van de sa- menleving ondermijnden. Deze boodschap is nog steeds de kern van de Koran. Sociale rechtvaardigheid Sociale rechtvaardigheid werd hiermee de meest essentiële deugd van de Islam. De belangrijkste taak van de moslims was het opbouwen van een gemeenschap (oemma) die werd geken- merkt door praktisch mededogen en waar rijkdom eerlijk verd- eeld werd. De inspanning om het ego te overwinnen (jihad) zou er toe leiden te leven op de wijze die God had voorzien en zou tot sociaal en politiek welzijn van de ‘oemma’ leiden. Als het de gemeenschap goed ging, was dat een teken dat de mos- lims leefden in overeenstemming met Gods wil. De sociale betrokkenheid was altijd al een wezenlijk on- derdeel geweest van de visies van de grote wereldreligies die tot ontwikkeling waren gekomen tijdens het spiltijdperk (van ongeveer 700 tot 200 voor Christus), toen de markteconomie tot ontwikkeling kwam. Dit ging gepaard met een veranderen- de cultuur en een ruimer blikveld dat de mensheid zou blijven voeden: het taoïsme en confucianisme in China, het hindoe- ïsme en boeddhisme op het Indiase subcontinent, het monothe- ïsme in het Midden-Oosten en het rationalisme in Europa. 19 Reflectie 10(1), voorjaar 2013

RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=