reflectie 10(1) voorjaar 2013.vp

De omslag naar een nieuwe manier van denken en leven was nog niet doorgedrongen op het Arabisch schiereiland, dat door het barre klimaat vaak op de rand van de hongersnood geleefd had. Maar toen de Koerasjiten een markteconomie begonnen veranderden hun ideeën en raakten zij – na een groot aantal cri- sissen – open voor de boodschap van de Koran. De weg vooruit was de overgave aan één enkele God en een samenleving die werd geïnspireerd door rechtvaardigheid en gelijkheid. Vijf zuilen De overgave aan één enkele God en aan zijn opdracht elkaar rechtvaardig, billijk en met mededogen te benaderen stond cen- traal in de islamitische godsdienst. Dit geldt nu ook nog steeds. Dit komt tot uiting in een kort credo (sjahada) dat dage- lijks door elke vrome moslim meermalen per dag wordt opge- zegd en waarin het bestaan van de enige God wordt erkend en Mohammed wordt erkend als zijn boodschapper. De houding van overgave komt ook tot uiting in de prosternatie, het rituele gebed (salaat) dat moslims vijf keer per dag dienen uit te voe- ren. Dat was in de tijd van Mohammed ongemeen moeilijk voor de trotse Arabieren die het altijd als een gruwel hadden ervaren zich als slaven ter aarde te buigen. Maar deze proster- naties hadden dan ook tot doel de snel groeiende arrogantie en autarkie in Mekka te keren. De houding van hun lichaam zou de moslims heropvoeden, hen leren hun trots en egoïsme af te leggen en hen eraan herinneren dat zij in Gods aangezicht niets waard waren. (4) Als verder teken van gehoorzaamheid aan de strikte lessen van de Koran dienen ook tegenwoordig de moslims regelmatig een gedeelte van hun inkomen in de vorm van aalmoezen aan de armen te geven (zakat) . Tevens moeten zij tijdens de maand ramadan vasten, teneinde te denken aan de armen die niet kon- den eten of drinken wanneer zij dat wensten. Tenslotte is er de pelgrimstocht naar Mekka, de hadj. Iede- re moslim die het zich financieel en qua gezondheid kan ver- oorloven is verplicht dit tenminste eenmaal in het leven te on- dernemen. Deze pelgrimstocht bestaat uit een hele reeks ritue- len. Men moet bijvoorbeeld meermalen om het heilig huis van de Islam, de Ka’aba heenlopen. Dit is een kubusvormig heilig- dom rond een heilige steen in het hart van Mekka, het belang- rijkste geloofscentrum in Arabië. De ‘jihad’ van Abraham Het ritueel rond de Ka’aba in Mekka heeft een lange geschie- denis. Ook in de tijden van Mohammed was dit ritueel al heel oud, maar was de oorzaak van de oude cultus die ermee ver- bonden was, vergeten. Huidig onderzoek maakt waarschijnlijk dat de Ka’aba een meteoriet was die in oeroude tijden op de aarde neerstortte en een heilige en magische plek creëerde die het hemelse met de aarde verbond. Zo werd het ook in de tijd van Mohammed ervaren. Maar hoe speciaal deze plek was hoorde Mohammed op een gegeven moment van zijn Joodse vrienden, die hij met grote achting samen met de christenen de ‘Mensen van het Boek’ noemde. De Profeet had altijd al een grote bewondering gehad voor wat hij hoorde over de aartsvader Abraham. Diens overgave aan God, die zover ging dat hij zijn eigen zoon wilde offeren, was in de ogen van Mohammed het oergebeuren van een waarachtige ‘jihad.’ Maar nu hoorde Mohammed ook hoe men in Mekka daarmee verbonden was. In de oude tijden was Abraham op bezoek geweest bij de Ka’aba . Waarom? Hij had eens zijn bijvrouw Hagar en hun zoon Ismaël de woestijn in moeten jagen, maar God had hen gered en beloofd dat ook Ismaël de vader zou worden van een groot volk: de Arabieren. Volgens de plaatselijke traditie hadden Hagar en Ismaël zich gevestigd in Mekka, had Abraham hen daar bezocht en hadden Abraham en Ismaël samen de vervallen Ka’aba herbouwd. Dat was als muziek in Mohammeds oren. Het zag er naar uit dat de Arabieren toch niet uit het goddelijk plan waren weggelaten en dat de Ka’aba kon bogen op eerbiedwaardige monotheïstische geloofsbrieven. Toen dit tot hem doordrong deed hij in januari 624 één van zijn meest creatieve zetten. Tijdens het salaat gebed verzocht hij de aanwezigen zich om te draaien zodat zij hun gebeden in de richting van Mekka zouden zeggen en niet meer, zoals tot dan toe gebruikelijk, in de richting van Jeruzalem. Het was een verklaring van onafhankelijkheid en tegelijk van verbinding . Ook de moslims zouden voortaan hun inspiratie zoeken bij het zuivere monotheïsme en de ‘jihad’ van Abraham. Sinds die dag kennen we drie ‘Abrahamitische’ godsdien- sten: de joden, die zeggen te zijn voortgekomen uit Isaäk en Jakob, de zoon en kleinzoon van Abraham; de islamieten, die hun afstamming zien teruggaan tot Ismaël, de zoon van Abra- ham; en de christenen, die in Abraham de ‘vader van alle volkeren’ zien . In de Koran wordt dan ook gesteld dat de aan- hangers van de Abrahamitische religies allen in dezelfde God geloven, ook al geven zij Hem verschillende namen. Zij zijn allen medegelovigen, want ‘Mensen van het Boek’. Wat zouden we dan nog met elkaar strijden? Ojas Th. de Ronde behaalde in 1970 zijn doc- toraal theologie aan de Universiteit van Nijme- gen. Daarna verbleef hij enige jaren als spiri- tueel zoeker in India. Na zijn terugkeer in Nederland begon hij, sa- men met zijn vrouw, het coaching- en counse- lingbureau Fenix en werd hij docent aan de Humanuniversity, een internationaal centrum voor therapie en meditatie. Momenteel geeft hij workshops, schrijft artikelen en verzorgt wekelijkse webradio-uitzendingen ‘De Nieuwe Mens’, www.denieuwemens.eu (1) Ojas de Ronde, Overwinning op het ego, Reflectie, winter 2012. (2) Slechts de kleine sekte van de khawarrij en enkele sub-stromingen binnen het fundamentalistische salafisme en wahhabisme interpreteren ‘jihad’ ook als gewelddadige verdediging van de Islam. (3) Daniel Brown, A New Introduction to Islam, Blackwill Publishing, 2008. (4) Karen Armstrong, Islam, De Bezige Bij, 2001. * * * 20 Reflectie 10(1), voorjaar 2013

RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=