reflectie 10(1) voorjaar 2013.vp

Het verloren gaan en hervinden van de wijsheid van het kind Aat-Lambèrt de Kwant De wijsheid die een kind bij zich draagt wordt niet altijd erkend en begrepen en nogal wat ouders weten er eigenlijk niet goed raad mee. Maar dat ‘innerlijke kind’ in ons is ook onze spontaniteit, onze authenticiteit, onze oerkracht. Door het onbegrip raakt het kind zelf steeds meer verwijderd van de juiste afstemming op zijn eigen wijsheid en richt zich op wat zijn omgeving van hem verwacht. Het is net als bij een computer, er komt steeds meer software die met elkaar gaat conflicteren zodat het besturingspro- gramma vastloopt en gereset moet worden. Onder onze wonden ligt de de wijsheid van het kind verborgen. Die wijsheid kunnen we hervinden. In Prana schreef ik enkele jaren geleden over de heling van het verwonde innerlijke kind en schreef daarin ook over mijn eigen traumatische ervaringen binnen het orthodox bevindelijk gereformeerde milieu van mijn jeugd, waar mijn ‘eigen wijs- heid’ letterlijk en figuurlijk eruit werd geramd. Het dromerige jongetje, dat ‘s nachts vaak vluchtte naar de sferen waar hij vandaan kwam, werd niet als helemaal normaal en niet van deze wereld gezien. Zijn in zichzelf gekeerde gedrag leidde tot woedeaanvallen en fysiek geweld van zijn vader. Zelfs wanneer hij, als lerendouderling, in het kerkje van de ge- reformeerde gemeenten in Haarlem weer eens een preek had ge- lezen en daarbij zelf menig traantje wegpinkte. Het jongetje mocht niet zijn wie hij was noch worden wie hij was en werd toen maar op een, merkwaardig genoeg, openbare BLO-school weggestopt. Dit op advies van een psycholoog die meerdere kinderen met gedragsproblemen naar zo’n school stuurde. Daar zat ik dan met mijn innerlijke ‘wijsheid’ tussen medescholieren van wie een aantal echt niet goed spoorden. Latere pogingen om toch verder te studeren werden thuis fel tegengewerkt. “Wat bezielt die man toch”, vroeg ik me re- gelmatig af. Nu zonder wrok overigens, want ik ben wie ik nu ben en heb daar vrede mee. Ik weet nog goed hoe ik vroeger door al het fundamentalistische geblabla thuis en in de kerk, snakte naar wijze woorden, naar inzicht. Was er altijd naar op zoek in heel veel boeken en bad ook om wijsheid. Vooral die van Salomo, daar had ik wat mee. Maarten ’t Hart en Jan Siebelink hebben hun gereformeer- de jeugd uitputtend beschreven. Vooral de verstikkende sfeer van de ‘bevindelijke’ gereformeerde sfeer die Siebelink be- schrijft, is voor mij heel herkenbaar. In mijn geval kwam daar nog het nodige geweld aan te pas; een vader die ’s morgens in de kerk preken voorlas en later op de dag thuis de tiran uit- hing. Of er vaak op lossloeg of met meubels smeet. Ik heb altijd zo mijn vragen gehad over dat bekrompen mi- lieu waarin men geloofde dat zowat de hele wereld naar de hel zou gaan en de hemel slechts voor de echte ‘kinderen des Heren’, en dat waren er maar bitter weinig, bereikbaar was. Het was de wraakzuchtige God van het oude testament in z’n meest extreme vorm die hier domineerde en waarin o.a. in SGP- kringen ook nu nog steeds met grote vrees geloofd wordt. Je moest godvrezend zijn en als ik naar mijn vader keek kon ik me wel voorstellen dat de Here God vreeswek- kend was. Een schizofreen, gekmakend geloof Zelf kon ik mij moeilijk voorstellen dat mensen die niet tot onze club behoorden en masse naar de hel zouden gaan. Ik kreeg dan ook belangstelling voor wat andere kerken en reli- gies leerden, zag daar minder somberte en meer vrolijkheid. Mijn vader noemde mij op een gegeven ogenblik ‘een christe- lijk, mohammedaans, hindoe, joden jongetje’ waarmee hij on- gewild mijn latere spirituele (interreligieuze) ontwikkeling en mijn werk voor OHM schetste. Ik las vroeger alles wat ik via de bieb te pakken kon krijgen en achteraf is het merkwaardig dat er niet gecontroleerd werd wat ik openlijk las. Nee, mijn vader was bepaald ‘not amused’ over mijn twijfels over die gereformeerde leer die erop neerkwam dat je je best moest doen om je te bekeren maar dat je nooit zeker kon weten of je uitverkoren was. Ze hadden het dan over de predestinatie uit- verkiezing. Het was en is een schizofreen, gekmakend geloof, waarvoor ook de kerkvader Augustinus verantwoordelijk was. Zijn predestinatieleer is als christelijk thema nauw verwant aan de. verzoeningsleers. Aardig in dit verband is een legende, over Augustinus. Eens liep Augustinus langs het strand, denkend aan het theologische vraagstuk van de Drie-eenheid. Hij ziet er een kind steeds water uit de zee naar een kuil dragen. Augustinus zegt tegen het kind dat de zee echt niet in die kuil past. Het kind antwoordt: en denk jij dat het ontzagwekkende mysterie van God wel in jouw hoofd past? Waarop het kind ineens verdwijnt. Een mooi voorbeeld van de wijsheid van het inner- lijke kind van Augustinus. Er kwamen dus, volgens het orthodoxe geloof uit mijn jeugd, maar heel weinig mensen in de hemel wat mij voor God niet zo leuk leek: eerst de wereld scheppen en dan voor eeuwig met een klein clubje sombere gereformeerden opgescheept zit- ten. Ik heb ook wel eens gezegd dat ik me niet kon voorstellen dat mensen in Afrika en India niet in de hemel kwamen. Ik kon daarover met m’n vader niet in discussie gaan, vooral om- dat hij nogal losse handen had. Wat mij bij blijft zijn die soms hysterisch, jankende en gal- mende dominees, van wie sommigen niet eens konden lezen in tegenstelling tot mijn, met trillende stem preeklezende en erop los slaande, scheldende vader. In de recent verschenen biografie van Jung “De weg naar het Zelf” (1) las ik hoe de jonge Jung ook door de ‘vroom- heid’van zijn vader heen prikte: “In die tijd kreeg ik ook gron- dige twijfels over alles wat mijn vader zei. Als ik hem hoorde 26 Reflectie 10(1), voorjaar 2013

RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=