Reflectie 10(4) 2013 winter.vp
Een Woord Vooraf In dit winternummer van Reflectie klinkt bijvoorbeeld een grondtoon van de dualiteit tussen licht & duisternis en duister- nis & licht. In afwezigheid van licht is het duister, in het duis- ter kan het licht zich tonen en als licht schijnen. Het zijn zeker ook symbolen die ons inzicht en onze wijs- heid vooruit kunnen helpen op onze innerlijke reis, onze gees- telijk weg van ontwikkeling. “Het licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet vermocht. ” Bovenaan een hoofdstuk, in cursief, staat net na de titel op een linkerpagina deze uitspraak van Merlijn in de door Jaap ter Haar geschreven en verbeeldend geïllustreerde weergave van de legende van koning Arthur. Ik weet het nog, zie het nog en voel de fascinatie nog. Een tijdloze imprint waarbij het mij voorkomt dat er geen wezen- lijk verschil is tussen deze tekst lezen als 8-jarige (toen) en iets oudere vrouw (nu). Hoewel ik lang gebroed heb op wat ‘vermocht’ nou wel mocht betekenen?! Het is nooit in me op- gekomen een woordenboek te pakken om de betekenis op te zoeken, echt nooit. En nu, achteraf, is het me innerlijk steeds weer zo’n humorvol pleziertje, ik schiet steeds weer om mezelf in de lach. Geen woordenboek willen pakken om dit op te zoeken, terwijl ik zo’n mens ben die, vanuit grenzeloze nieuwsgierigheid ‘alles’ wel zou willen doorgronden (elke dag schijnt steeds een tikje te kort, dat idee). De oplettende lezer heeft vast en zeker bemerkt dat hierbo- ven in de tekst het woord ‘achteraf’ verschijnt. Geen woorden- boek willen pakken en nu, achteraf, ….. Ja, u heeft best gelijk als u denkt dat dat betekent dat “Het licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet vermocht” voor mij haar raadselen wat heeft ontsluierd. Ja, dat is wel zo. En wat dat dan is? Dat wordt meteen, in geschreven taal, een probleem. Niet al- leen moeten dan woorden achter elkaar worden gezet, omdat het anders een bende wartaal wordt. Pas een loepzuivere ver- tolking van het innerlijke beeld door een schildering van woorden, die een impressie in het gemoed van de lezer ‘her- vor’ , tevoorschijn, in aanschijn, zouden kunnen roepen, zou een tipje van de sluier kunnen gaan oplichten. Maar dat resul- taat is zeker niet gegarandeerd. Een probleem is het ook omdat met het ontrafelen van een eerste laag van het raadselachtige mysterie waarmee je je wil verstaan, na verloop van tijd, een laag ‘eronder’ (kijk, hier is het al met die taal, ‘eronder’, voor nu moet ik die onvolkomen, want net niet raak, aanduiding ook maar laten) blijkt te heb- ben. En nog één. Er zit altijd wel een laag onder, zo toont het zich. Daardoor kan ik, nu, niet met 100% zekerheid melden of beweren dat ik m’n haakje erachter heb. Elke positie is immers een voorlopige. En daarnaast is er een ander probleem omdat het raadsel voor ieder mens een net andere oplossing heeft. Het kwartje valt zeker wel, en verder door, maar het is voor ieder van ons net weer een beetje ander kwartje, een uiterst persoonlijk kwartje, omdat we in ons leven zelf met eigen verschillende levensthematieken te maken hebben en – doodgewoon – om- dat we nu eenmaal heel verschillende mensen zijn. Net zoals het diepste mysterie doorgronden langs veel ver- schillende wegen mogelijk is. Uiteindelijk, naar aard, hetzelf- de is, maar steeds weer via individuele taal en textuur, in beeld, in tekst, in geluid/ klank, wordt gecommuniceerd naar de ander. Zo men daarover al iets zeggen wil. En soms lukt het zelfs iemand ‘iets’ te zeggen over ‘niets’, zo- als in dit gedicht van Wallace Stevens: Je geest moet winters zijn om de rijp te zien en de takken van de dennen met hun korst van sneeuw; en al heel lang koud om de jeneverbes te zien buigen onder ijs en de sparren in de verre glinster van de januarizon; en geen klagen te willen horen in het geluid van de wind, in het geluid van de weinige bladeren - het geluid van het land vol van dezelfde wind die waait over dezelfde kale plek waar de luisteraar in de sneeuw, zichzelf verloren, niets waarneemt dat niet is en het niets dat is. Ik wens u een vruchtbare winter. Een prachtig Lichtfeest van Kerst. En veel leesplezier! Paul van Rooijen, eindredacteur. Paul van Rooijen (1963): Oorspronkelijk en offi- cieel met een ‘a’ ach- ter haar voornaam; deze letter raakte echter op haar 17e in onbruik. Elektronicus, zinge- vingstherapeut, auteur van ‘Vragen om de dood’ (2010), spreker van honden- taal, culinaire thuis- chef, kunstenares, diaken in de Vrij-Katholieke Kerk en onophoudelijk mateloos gefascineerd door de grondslagen van dit universum. * * * Reflectie 10(4), winter 2013 1
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=