Reflectie 2(2)05.vp
De Bergrede Paul G. van Oyen In het Mattheus Evangelie lezen we hoe velen Hem volgden uit Galilea en Dekapolis, uit Jeruzalem en Judea en uit het ge- bied aan de overkant van de Jordaan. Dan neemt Jezus zijn discipelen mee, de berg op, en spreekt hij de zaligsprekingen van de “bergrede” uit. Dit is de feitelijke, historische achtergrond van het ont- staan van de Bergrede. Maar de Bijbel is natuurlijk méér dan een historisch verslag van de laatste twee of drie jaar van Je- zus’ fysieke aanwezigheid onder de mensen. Er is de overdui- delijke symboliek, die met vrijwel al zijn doen en laten verbonden is, en – tenslotte – is er ook steeds het spirituele aspect van zijn boodschap, dat altijd gericht is op het vinden van het Koninkrijk dat nabij is (namelijk: dat in u is ). Zo zijn er drie betekenisniveaus: 1.– De letterlijke betekenis, die tevens een historische en feitelijke dimensie heeft; 2.– De symbolische betekenis, die maakt dat sommigen zelfs beweren dat de vraag of Jezus nu wel of niet een historische figuur is geweest niet van belang is; 3.– de spirituele betekenis, die gaat over het herstel van de verbinding met het Goddelijke en onsterfelijke. Het beklimmen van een heuvel of een berg en het achterlaten van de menigte heeft als symboliek natuurlijk, dat je geen paarlen voor de zwijnen kunt gooien en dat een spirituele of religieuze traditie een uiterlijke kant heeft en een innerlijke kant. De innerlijke kant is slechts bestemd voor diegenen die er ‘klaar voor zijn’, omdat ze er vurig naar verlangen en omdat ze vurig verlangen naar het ‘koninkrijk’ dat in u is . In spirituele zin geeft deze passage aan, dat hij met zijn leerlingen de innerlijke stilte opzocht, ver van het gewone ge- doe van de wereld, om in die verstilde plek, alsof op een berg , de zaligsprekingen uit te spreken. 12 Reflectie 2(2), juni 2005 1 En Jezus, de schare ziende, is geklommen op een berg, en toen Hij neergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot hem 2 En Zijn mond geopend hebbende, leerde Hij hen, zeggende: 3 Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. 4 Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden. 5 Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven. 6 Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden. 7 Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden. 8 Zalig zijn de reinen van hart; want zij zullen God zien. 9 Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden. 10 Zalig zijn die vervolgd worden om de gerechtigheid; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. 11 Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil. 12 Verblijdt en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die vóór u geweest zijn.
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=