Reflectie 2(2)05.vp
Door alle eeuwen heen is de bergrede beschouwd als een cen- traal gegeven van de boodschap van Jezus Christus. Een wer- kelijk verlichte leermeester kan op ons de kracht overbrengen die het gewaarzijn van Gods alomtegenwoordigheid in ons kan ontsluieren. Maar de akker moet dan wel vruchtbaar zijn en de grond moet bewerkt zijn, voordat het zaad gezaaid kan wor- den. Jezus geeft de Bergrede niet aan de menigte, maar aan zijn leerlingen, voor zover die in staat waren zich voor deze boodschap open te stellen. Dikwijls wil de menigte zich niet eens voor Gods aanwezigheid openstellen. Dat is veel te lastig en veel te bedreigend. We hebben een schat te vergeven, maar de mensen willen slechts brood en spelen. Een ieder die de schat van Jezus’ boodschap wenst te bezitten, omdat hij of zij de waarheid zoekt, kan veel leren van de Bergrede en kan een discipel worden. In de Bergrede noemt Jezus als het ware de voorwaarden waaraan we moeten voldoen om daadwerkelijk discipel te worden en de wijze waarop wij ons moeten voorbe- reiden. Hij leert ons de weg en de manier om ons innerlijk te zuiveren, zodat de waarheid van God binnenin ons volledig kan worden ontsluierd. 3. Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. In deze eerste zaligspreking noemt Jezus de allereerste voor- waarde waaraan een discipel moet voldoen om in staat te zijn te ontvangen wat zijn verlichte leraar hem te bieden heeft: Hij moet arm zijn van geest. Arm zijn van geest betekent in de eerste plaats: eenvoudig, nederig en het tegendeel van arrogant en hoogmoedig. Zolang een geest nog trots is op geleerdheid en meent allerlei materiële en geestelijke zaken te kunnen bezitten en het eigendom ervan ook daadwerkelijk opeist, is deze geest nog niet klaar om de ho- gere elementen (gesymboliseerd door de ‘berg’) te ontvangen. Iemand meldde zich voor een cursus praktische ‘spirituali- teit’ en wordt gewaarschuwd dat het woordje ‘praktisch’ im- pliceert, dat allerlei huishoudelijk werk moet worden gedaan en bovendien is er het noodzakelijke onderhoud en de renova- tie van het gebouw waar de cursus plaatsvindt. Bovendien zijn er voorlieden die instructies geven, die men zonder morren zal moeten opvolgen. Daarnaast is er ook nog een studieprogram- ma zoals Bijbelstudie en zang enz. Daarop vroeg de persoon in kwestie wat ervoor nodig was om voorman te worden of leider te zijn. Het antwoord was, dat een voorman alleen maar voorman is en toekijkt, terwijl hij een sigaretje rookt of een shekje draait. ‘Nu begrijp ik het’, zei de aspirant cursist en vroeg meteen om voorman te mogen worden. We willen allemaal leraar zijn, maar alvorens leraar te worden, moeten we leren discipel te zijn. We zullen moeten leren nederig te zijn. 4 Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden. Zolang we denken dat we rijk zijn of veel kennis bezitten, zul- len we geen geestelijke vooruitgang boeken ‘want we weten alles toch al?’. Wanneer we ons arm van geest voelen en er- over treuren dat we Gods aanwezigheid niet kunnen waarne- men noch begrijpen, kunnen we vertroost worden. Het treuren waar Christus over spreekt is heel zeldzaam, want het rijst op uit een gevoel van geestelijk verloren zijn, van geestelijke een- zaamheid. Het is een treuren dat noodzakelijk is (vandaar: zalig ), omdat we ons alleen dan voor Gods troost en genade kunnen openstellen. De meesten van ons zijn heel tevreden met het leven dat we leiden. De zelfgenoegzaamheid druipt ervan af en we genieten in volle teugen van de luxe en rijkdom van ons fysieke bestaan in deze wereld, in Nederland. Misschien weten we wel ergens, diep in ons hart, dat we nog wel het een en ander missen, maar waarom zouden we ons daar nog druk om maken. Wein, weib und gesang is toch genoeg nietwaar? Zo vullen we ons leven met de leegheid van eindeloos veel zintuiglijke prik- kels en met de sensatie die erbij hoort. In de Navolging van Christus (Hfdst 15) zegt Thomas van Kempen: Geef mij boven alles om in U tot rust te komen en laat mijn hart in U de vrede vinden. U bent de ware vrede in het hart, U bent het enige rustpunt. Buiten U is alles wreed en onrustig. Hfdst 16: Alle menselijke troost is vluchtig en kort. De zalige en waarachtige vertroosting wordt door de ware zoeker gevonden in het innerlijk. Een godvruchtig mens draagt altijd zijn vertrooster, Jezus Christus, met zich mee en zegt tot Hem: Heer Jezus, blijf bij mij altijd en overal. Wanneer wij voelen dat niets ons tevreden kan stellen behalve het wéten zelf dat God aanwezig is, zal God ons naar zich toe- trekken, zoals een magneet een speld aantrekt. Dan zullen wij vertroost worden. 5. Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven. Vrijwel altijd en overal zijn we overtuigd dat we een afge- scheiden bestaan leiden. Dat afgescheiden bestaan is gevestigd in onze persoonlijkheid en in onze individualiteit. Die overtui- ging is het gevolg van onwetendheid. Want in het onbegrensde kan geen afgescheidenheid bestaan. God is alomtegenwoordig en Zijn aanwezigheid is onbegrensd. Het is ons eigen ego dat ons van God afhoudt en de verbinding verbreekt. Het egoïsme dat eruit voortkomt, maakt ons hart ijskoud. Die ijskoude hardheid is het tegenovergestelde van zachtmoedigheid. Zachtmoedigheid betekent te leven in overgave aan God, zon- der daarbij enige gedachte te koesteren aan ‘ik’ , ‘mij’ en ‘mijn’. Dit betekent helemaal niet dat we ons dan maar moeten losmaken van onze familie, van ons bezit, onze vrienden en onze materiële welvaart. Zolang we er intens dankbaar voor zijn en al die dingen als een ‘gegeven’ beschouwen, d.w.z. als van God gegeven, waarbij wij niet meer zijn dan houder of rentmeester, zullen we in staat zijn het keiharde opeisen te re- lativeren en ook anderen hun geluk te gunnen. Als we onze in- dividuele eisen leren loslaten, die uit afgescheidenheid zijn voortgekomen, zullen we tenslotte ontdekken dat de hele schepping aan ons toebehoort. Meestal denkt men dat wie zachtmoedig is een ‘watje’ is en zich niet in deze ‘harde’ we- reld kan handhaven. Maar een feit is, dat wie zich hard en hardvochtig opstelt niet meer van het leven kan genieten. Wat weet iemand die van binnen ijskoud is en een hart heeft als steen van werkelijk genot? Wat weet deze mens van gelukza- ligheid? Alleen diegenen die vervuld zijn van goddelijke ge- lukzaligheid kunnen werkelijk van het leven genieten. Dit valt niet te bewijzen. Eenieder zal dit zelf moeten ontdekken door het te ervaren. 13 Reflectie 2(2), juni 2005
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=