Reflectie 2(2)05.vp
Zoek een leermeester! Zo snel mogelijk! Paul G. van Oyen Het doen en laten van de mensen kan worden beschouwd van- uit een viertal wezenlijke verlangens. Zij staan bekend als art- ha, kâma, dharma en moksha : geld verdienen en bezit verwer- ven; het vervullen van allerlei wensen en ambities; het op een juiste manier vervullen van je taak en functie in het leven; en – ten slotte – het zoeken en vinden van verlossing of bevrijding. Het is duidelijk dat deze laatste wens het dikwijls laat afweten tegen de wens naar geld en bezit, maar toch verlangt ieder mens, na kortere of langere tijd, naar de ‘uitgang’ uit de malle- molen van het dagelijkse leven. Die uitgang wordt slechts gevonden, wanneer deze mens de wilskracht opbrengt om naar zichzelf te kijken en niet lang- er naar de mensen om hem of haar heen. Dit ‘naar jezelf kij- ken’ betekent ook, dat je gaat inzien en begrijpen dat wie de wereld wil veranderen, bij zichzelf zal moeten beginnen. Het naar ‘jezelf kijken’ betekent ook dat we langzamerhand gaan begrijpen dat we zullen moeten gaan doen wat we zeggen en dat we zullen moeten gaan leven naar wat we preken. Dit alles is in de wereld waarin we leven niet erg ‘populair’. Potverte- ren en ‘leuke dingen doen’ lijkt veel aangenamer. Toch weten we allemaal dat alles wat een begin heeft ook een einde heeft. Dit geldt ook voor al die aangename en leuke dingen die we zo graag ‘doen’. Vroeg of laat zal er ook aan die dingen een einde komen en dan hebben we slechts de vage herinnering hoe ‘prettig het allemaal was’, terwijl het leven nu heel ‘anders’ is. Hoe ouder we worden, hoe meer deze overweging aan actuali- teit wint. Waar is deze verlossing op gericht? Alle grote tradi- ties van menselijke beschaving houden ons voor dat er een andere wereld is, een andere werkelijkheid, voorbij de tijdelij- ke en wispelturige, schone schijn van deze wereld. Jezus en Johannes de Doper roepen in koor: keer terug en draai je om, want het Koninkrijk is nabij . Dat ‘koninkrijk’ – die werkelijk- heid – is zó nabij dat het in je is. Een oud geschrift uit India, de Katha Upanishad, zegt: “ God maakte dat de zinnen naar buiten zijn gekeerd. Daarom kijkt een mens naar buiten en niet naar zichzelf. Nu en dan heeft een vermetele ziel, die onsterfelijkheid begeerde, omgezien en zichzelf gevonden.” De onwetende mens loopt altijd achter het geluk aan en verzinkt dan in de valstrikken van de dood. Maar de wijze mens, die het onsterfelijke zoekt, loopt niet mee met de dingen die sterven. Socrates hield ons al voor dat de menselijke ziel goddelijk is en onsterfelijk. Die onsterfelijkheid wordt uitsluitend en al- leen bereikt door middel van zelfkennis. Deze zelfkennis brengt de mens tot zichzelf, tot zijn eigen onsterfelijkheid. Die kennis is de ‘crème de la crème’ van alle kennis. Alle andere vormen van kennis zinken weg in het niets van irrelevantie, omdat zij de mens niet tot zichzelf brengen, maar hem achter- laten in de droom die schepping heet. De uitdaging is juist om uit die droom te ontwaken en die te vergeten, zodat de echte werkelijkheid – die van het ontbreken van iedere polariteit – begrepen en gevonden wordt. Wie die werkelijkheid vindt, vindt de verlossing en is ontwaakt. Meister Eckhart geeft een prachtige beschrijving van deze mens: Er zijn lieden op het aardrijk die onze Heer geestelijk het aanzijn geven, zoals zijn moeder hem lichamelijk baarde. Wie zijn die lieden? Zij zijn leeg van alle dingen en schouwen de spiegel der waarheid en zijn onwetend daartoe gekomen; zij zijn op het aardrijk, hun woning is echter in het hemelrijk en zij zijn gezet in rust; zij lopen als een klein kind. .. De oude mens is de aardse mens, die gericht is op het ui- terlijke en die altijd tegengestelden opzoekt en die gebonden is en slaafs. Maar de andere mens, die ook in ons is, is de inner- lijke mens die in de schrift de ‘nieuwe mens’ wordt genoemd: een hemels mens, altijd jong, vriendelijk en edel. Daarop doelt de Heer, als hij zegt dat een edel mens naar een ver land reis- de (Lk 19:12), een koninkrijk ontving en dan terugkeerde. Zoals iedere topsporter een coach zoekt om tot de presta- ties te komen die in de topsport vereist zijn, zo zal degene die tot Zelfkennis wil komen ook een coach moeten zoeken. Die coach is diegene die alle principes van de aloude traditie in zich heeft opgenomen en verwerkelijkt en die zich uitsluitend nog bekommert om het welzijn van de discipel. Die coach is een guru , een Meester. Over de auteur : zie Reflectie 2005, nr. 1. Bij dit artikel het volgende van de redactie: ‘Reflectie’ wil een podiumfunctie vervullen en ook uitnodigen tot reacties. Paul van Oyen is van mening, dat om spiritueel te groeien een leermeester nodig is. Daarover wordt verschillend ge- dacht. In een volgend nummer verschijnt het artikel “Zoek de meester in jezelf”, waarin gesteld wordt: een ware leraar of goeroe wijst van zich af en helpt je bij je innerlijke leraar / goeroe te komen. Misschien heeft een mens een “tijdelijke” le- raar nodig, die ons bij onze innerlijke leraar brengt. Hebben we een spirituele leraar nodig? En zo ja, wat is eigenlijk een spirituele leraar? Zo maar wat vragen om op te reageren . Het kost misschien de ruimte voor een artikel, maar uw reac- ties zijn welkom en maken het blad misschien toch ook wel wat levendiger. Een “sprekers- of lezershoek”? L.d.K. * * * * 15 Reflectie 2(2), juni 2005 Veel mensen verstaan onder luisteren: Wachten tot de ander ophoudt met praten (Paul van den Bergh)
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=