Reflectie 2(2)05.vp
Van de Regionaris God ter sprake – priesterwijding en het vrouwelijk aspect Sinds de verzelfstandiging zijn in onze Kerk aan twee vrou- wen hogere wijdingen verleend: die van subdiaken en van dia- ken; binnen afzienbare tijd volgt ook de wijding tot priester. Voor sommigen onder ons is dat traag, in het besef dat die ver- zelfstandiging al twee jaar geleden plaatsvond; voor anderen (te) snel. We moeten aan het idee van vrouwelijke priesters wennen, maar het is daarbij goed ons te realiseren dat binnen de LCC, de Liberal Catholic Church, een dertigtal jaren gele- den al het openstellen van het priesterschap voor vrouwen ter sprake kwam, maar werd afgewezen door een onderling net niet overeenstemmende visie op dit punt van de Algemene Bisschoppelijk Synode. De situatie in de VK Kerk in Neder- land, en daarmee ook in een aantal andere VK kerkprovincies, doet nu recht aan de gelijkwaardigheid van vrouwen en man- nen, in álle opzichten, ook in die van het kerkelijke ambt. Onze Kerk is in Nederland niet de eerste hierin; al eerder is door ons gewezen op de priesterwijding binnen de OudKatho- lieke Kerk van twee vrouwen. De wijding van een van hen vond plaats in december 2003 in de OK kathedraal te Utrecht; zij wordt volkomen als priester en zielenherder geaccepteerd in de Groningse parochie waar zij is ingedeeld. Niet helemaal los hiervan worden door ons nu al enige tijd veel gedachten gewijd aan ‘het vrouwelijke aspect’, waarvan velen menen dat dat nauwelijks tot uiting komt in onze Kerk. Wat wordt dan onder het vrouwelijke aspect verstaan? Niet met betrekking tot de positie van vrouwen in de Kerk – dat ook wel, zij het in dit verband wat zijdelings – maar veel meer in liturgie en leer: daarin is het allemaal te mannelijk gedacht en verwoord. Een vrouwelijke benadering van het leven en in de menselijke verhoudingen,– daarvoor lijkt er geen ruimte te bestaan. Het sterkst komt dit tot uiting – of juist niet!– in het Godsbeeld; het komt ter sprake – of juist niet! bij de aanvang van elke lof- en eredienst, en bij elke Eucharistie die we vie- ren: in de Naam van de heilige Drievuldigheid. God ter sprake Eigenlijk zouden we moeten zwijgen in plaats van spreken over God; immers ‘waarover we niet kunnen spreken, moeten we zwijgen’, zo hield ons een hedendaags filosoof al voor. Maar spreken over God in liturgie en leer doen we voortdu- rend. Ik breng daarom God toch ter sprake, en bezie of er wat zinnigs met ‘het vrouwelijke aspect’, en dan in het bijzonder van God, te zeggen is. En als dat enigszins mogelijk zou zijn, dan in ieder geval in symbolen, of in metaforen, dat is, anders gezegd, in gelijkenissen van één woord. Zo’n metafoor van God, een erfenis van Israël, is ‘Vader’. God is als een vader; en daarbij horen één of meerdere karakteristieken van ‘vader’ die passend kunnen zijn voor God. In de loop van de eeuwen zijn steeds verschillende karakteristieken van ‘vader’ passend bevonden; te denken is aan nabijheid, geborgenheid, liefde, en ruimte en groei naar volwassenheid gevend, … Maar het kan zelfs zó zijn, dat ook niets karakteristieks van ‘vader’ meer goed van toepassing is op God, en daardoor verliest de meta- foor ‘vader’ zijn betekenis en waarde. Het lijkt erop, dat dat in deze tijd het geval is, al was het alleen al om de (geheel onterechte) associatie van ‘vader’ met een man. Over God de Moeder spreken lost het probleem natuurlijk niet op, evenmin als spreken over God de Vader-Moeder: . God is eigenlijk een naam, een niet nader benoembare Naam weliswaar, maar zeker geen begrip; want een begrip is toepasbaar op zaken die wel iets gemeenschappelijks hebben, maar toch zeer verschillend kunnen zijn zoals bijvoorbeeld het begrip ‘boom’. Spreken over het Godsbegríp heeft dus geen zin: God als Naam is uniek, is met niets vergelijkbaar, al kun- nen we een aspect van God vergelijken met iets voor ons be- kends ‘als Vader’. Het kan ook anders, maar het Christendom heeft het geërfd van Israël; Jezus zelf gebruikte die Naam. Maar het blijft een metafoor, en daarmee een benadering. ‘Vader’ is geen aspect van God, Die geen enkel ‘aspect’ heeft; God is veel meer dan ‘vader’, veel grootser, omvattender, over- stijgender, meer overtreffend in alles wat ons bekend is. We kunnen misschien wel spreken over het goddelijke in ons – de goddelijke vonk –, maar natuurlijk nooit over God-in-ons. Omgekeerd zijn we wel altijd ‘in God’, al zijn we ons er zo weinig van bewust. Het spreken in metaforen zoals die voor ‘God de Vader’, geldt natuurlijk ook voor ‘God de Zoon’; en Jezus zelf sprak over ‘Zoon’, als metafoor, al had hij het ook over zonen en dochters in de voor de hand liggende, reële betekenis. Daarbij te bedenken dat het dán niet gaat over kinderen, maar over volwassen mensen, niet over nog opgroeiende kinderen. Dáárover sprak hij ook, maar gebruikte direct daarna de woor- den ‘áls kinderen’, als metafoor voor hen die het Koninkrijk van God aannemen als kinderen. Evenals bij God de Vader is het bij God de Zoon, bij Christus, niet goed mogelijk te spreken van Christus-in-ons. Wel misschien over ‘het Christusbeginsel-in-ons’? Dat hangt in ieder geval samen met ons mensbeeld dat wij voor dyna- misch houden, in ontwikkeling, uitgroeiend naar, ja naar wat? Naar volmaaktheid, heelheid? Als het vrouwelijke aspect in liturgie en leer ontbreekt, moeten we dan, sprekend over God, niet zoeken naar een an- dere metafoor van God, omdat de huidige zo veel mannelijk- heid zou veronderstellen? Dat kan mogelijk het gemis aan het vrouwelijke aspect vanzelf opheffen, omdat dan het in de loop der eeuwen ingeslopen mannelijke aspect niet meer als tegen- pool ter sprake komt. Ik pleit overigens ten sterkste hierbij niet te spreken van het mannelijke of vrouwelijke aspect van God: God heeft immers geen aspecten en zeker niet mannelijke of vrouwelijke. Het bovenstaande bevat slechts fragmentarische gedachten, die voortgezet zouden moeten worden in een gezamenlijke overdenking door betere en meer nauwkeurige en zinvolle. God ter sprake:– hoe moeilijk is het spreken over God. We kunnen het niet laten– ter meerdere glorie van God. +Frank, regionaris. 18 Reflectie 2(2), juni 2005
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=