reflectie14(3).vp

Gelijkwaardige (sociale) positie van man en vrouw in gnostische kringen In tegenstelling tot de sociale structuur van de ‘christenen’ was voor de gnostici de positie van vrouwen gelijkwaardig aan die van de mannen; dat hing, zoals al werd vermoed, ook samen met het verschil in Godsbeeld. In gnostische kringen als die van Valentinus werden bovendien sommige vrouwen onder hen zeer geacht als profeten, anderen als leraren, predi- kers, genezers, priesters en mogelijk zelfs bisschoppen. In an- dere gnostische kringen hield men er weliswaar een mannelijk beeld van God op na, maar waren er toch vrouwen in leidende posities, zoals bij de volgelingen van Marcion. In het NH-geschrift ‘Gesprek met de Verlosser’, wordt Maria Magdalena niet alleen gerekend tot de drie discipelen die zijn uitverkoren om onderwijzingen te ontvangen, maar wordt zij ook hoger geschat dan de andere twee, Thomas en Mattheus: ‘Zij sprak als een vrouw die het al kende’ . In een ander NH-geschrift, het ‘Evangelie van Filippus’, lezen we over haar: De metgezel van de Verlosser is Maria Magdalena. Maar Christus hield meer van haar dan van al de discipelen, en hij kuste haar dikwijls op haar mond. De overige discipelen ergerden zich daaraan. Zij zeiden tot hem: ‘Waarom houdt U meer van haar dan van ons?’ De Verlosser antwoordde en zei tot hen: ‘Waarom houd ik niet van jullie, zoals ik houd van haar? Zie hierover ook het ‘Evangelie van Thomas’. Sociale structuur in het Nieuwe Testament Aan de heersende sociale structuur houdt Jezus zich niet: hij heeft contacten met mensen uit alle lagen van de samenleving, in het bijzonder ook met vrouwen. Als hij bijvoorbeeld aan huis is, beklaagt zijn gastvouw, Martha, zich dat zij alleen het huishouden moet doen, terwijl haar zuster, Maria, naar hem zit te luisteren. Jezus steunt haar, Martha, niet (Lc 10:38-42) In dit verband kan de apostel Paulus ook worden aang- ehaald, maar hij is dubbelzinnig in zijn houding en uitspraken. Bovendien kan niet alles wat onder zijn naam in het Nieuwe Testament staat aan hem worden toegeschreven. Een paar citaten van Paulus die een ruime houding ten aan- zien van vrouwen toont. Hij laat groeten overbrengen aan Junia, een vrouw (Rom 16:7). Maar in oudere bijbelvertalingen (NBG 1951) staat niet Junia maar het mannelijke Junius, en in The New English Bi- ble (1970) staat bij Junias een voetnoot ‘or Junia’! Verder maakt hij geen onderscheid tussen man en vrouw waar hij schrijft: Er is geen Jood of Griek meer, er is geen slaaf of vrije, het is niet man of vrouw: u bent allemaal één in Christus Jezus (Gal 3:28). Maar Paulus brengt ook naar voren: De man is het beeld van Gods glorie, maar de vrouw is de glorie van de man. De man komt niet voort uit de vrouw, maar de vrouw uit de man; ook is de man niet geschapen omwille van de vrouw, maar de vrouw omwille van de man (1 Kor 11:7-9) . En ook vindt hij dat vrouwen gedurende de samenkomsten moeten zwijgen. Ze mogen niet spreken, maar moeten onder- geschikt blijven. Het is een schade voor een vrouw als zij tij- dens een samenkomst spreekt (1 Kor 14:34a,35b), al is mogelijk deze bewering niet van hem afkomstig! We vinden ook een uitspraak die tot een vóór-Paulinische traditie behoort, en dus niet van Paulus is, maar aan hem toegeschreven. Daarin lezen we: Zoals de kerk het gezag van Christus erkent, zo moeten vrouwen in ieder opzicht het gezag van hun man erkennen (Ef 5:24; zie ook 5:22,23) . Er zijn zeker mildere voorvallen in het Nieuwe Testament te geven over de sociale verhoudingen tussen mannen en vrou- wen, maar die van Paulus zijn hier genoemd, omdat die tot ver in de samenleving van het huidige christendom hebben doorgewerkt. Betekenis van de opstanding voor christenen en gnostici De al genoemde bisschop van Alexandrië, Tertulianus, spreekt zich zeer duidelijk uit over de opstanding van Jezus: wie de opstanding van het vlees ontkent, is een ketter en geen chris- ten. Maar de gnostici, onder meer in het gnostische ‘Evangelie van Filippus’, zien de opstanding heel anders: ervaringen in de ontmoeting met Jezus niet in zijn fysieke, weer tot leven ge- wekte lichaam, maar veeleer op een spiritueel niveau, in een visioen, in dromen, in geestesvervoering, bij spirituele verlich- ting. ‘Christenen’ verwerpen al dergelijke interpretaties. Dat is merkwaardig, want in de toen al praktisch canonieke Nieuw- testamentische geschriften staan naast beschrijvingen van de lichamelijke opstanding van Jezus 5 ook voorvallen van de op- gestane Heer in een andere, niet-lichamelijke, ‘fijnstoffelijke’ gedaante 6 , evenals bij Marcus, die verhaalt dat Jezus ‘in een andere gedaante’ verscheen (Mc 16:9-12) . Bovendien spreekt Paulus over zeer reële ‘visioenen en openbaringen van de Heer’ die hij, maar ook een ander heeft gehad (2 Kor 12:1b-5a). Het is, gezien deze Nieuwtestamentische getuigenissen, niet duidelijk waarom de christelijke traditie voor een letterlij- ke opvatting koos, zoals die nog steeds in hedendaagse kerke- lijke kringen gangbaar is. Ter afsluiting Geen enkele van de gnostische bronnen – de evangeliën, de geheime boeken, de openbaringen – werden opgenomen in de verzameling Nieuwtestamentische boeken van de ‘christenen’, al vinden we daarin zeker gnostische sporen – in het evangelie van Johannes bijvoorbeeld en in (de) sommige brieven van Paulus. In die gnostische bronnen wordt vaak een vrouwelijk Godsbeeld gegeven, als de personificatie van Wijsheid (gno- sis) en zelfs als God de Moeder, naast de meer abstracte beel- den als eeuwige Stilte, de Genade, Zij die vóór alle dingen is. De ‘christenen’ zijn gaan spreken over de Heilige Geest, hoe- wel vrouwelijk, naar het Hebreeuws, niet als vrouwelijk ge- zien in de latere Drievuldigheid naast de Vader en de Zoon. Tegen de tijd dat het proces van de selectie van de ver- schillende geschriften was voltooid – rond het jaar 200 – was zo goed als elk vrouwelijk beeld voor God verdwenen en sinds die tijd is niets meer bekend over vrouwen in leidende, of ten opzichte van mannen, gelijkwaardige positie in de samenleving. Hoe anders had het christendom er uitgezien als dat niet was gebeurd, als de gnostici niet waren verketterd en hun ge- schriften bestreden! De hernieuwde belangstelling voor die gnostische stro- ming, met nu de uniek Nag Hamaddi-bibliotheek in handen, kan daar in het hedendaagse christendom wel verandering in brengen. Maar voor zover te overzien, wordt binnen de geves- tigde Kerken – met uitzondering van onze Kerk!– geen gnos- tisch gedachtegoed opgenomen. 9 Reflectie 4(3) herfst 2007

RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=