reflectie14(3).vp
Aschkenasy vervolgt door te stellen dat het Joods denken een andere mogelijkheid laat zien. In dit denken is geen sprake van een kennend subject tegenover een veelheid van te kennen ob- jecten. Hier gaat het maar om één ding en dat is Gods plan zo- als geopenbaard in de Tora, de vijf boeken van Mozes. Dat plan behelst een opdracht voor de mens, en de mens wil die opdracht kennen. ‘Kennen’ in de zin van er geheel in doord- ringen en zichzelf er geheel van doordringen. De vraag die de Joodse weetgierigheid beheerst, is niet de vraag naar het ‘zijn’ of het ‘wezen’ van de dingen, maar naar de bedoeling ervan, met het oog op de opdracht aan de mens. Aschkenasy conclu- deert, dat niet zozeer sprake is van een menselijke theologie, maar veel eerder van een goddelijke antropologie. Men wil weten hoe God over de mens denkt, en dan vooral: wat Hij van hem wil (Aschkenasy c.s, p.9-10). Ongeveer ‘verbondenheid’ en ‘trouw’? Terug naar de artikelenbundel ‘Geliefd is de mens’. Chèsèd betekent ongeveer ‘verbondenheid’ of ‘trouw’, zo lees ik. En dat woord ’ongeveer’ vergroot voor mij de intrige, want ‘ongeveer’?! Maar ik lees verder…. Chèsèd is één van de waarden die Gods houding tegenover de wereld aanduidt. Elders in het Oude Testament gaat men nog een stapje verder: Gods houding is betrokkenheid, betrok- ken bij alles wat mensen doen en laten. Vooral in de profeti- sche geschriften is de ‘grondtoon’ het inzicht dat niets God onverschillig laat. Abraham Joshua Heschel , één van de be- langrijkste Joodse theologen van de vorige eeuw, duidt deze fundamentele betrokkenheid aan met ‘pathos’ (hartstocht, be- zieling). Hij schrijft hier ondermeer over in ‘The Prophets’ en wordt aldus in vertaling geciteerd: “Pathos duidt niet op een abstract begrip goedheid, maar op een levende zorg. Het is niet een statisch voorbeeld, maar een indringende uitdaging, een dynamische relatie tussen God en mens. Niet zozeer een gevoel of een passieve bewogenheid, maar een manier van handelen, een houding, die is samengesteld uit verschillende geestelijke elementen. Het is niet een schouwend bezien van de wereld, maar een hartstochtelijke oproep.” (Aschkenasy c.s, p.105 - Heschel, p.289) Hier is een God die liefheeft en op persoonlijke wijze rea- geert op gebeurtenissen: met liefde, teleurstelling, erbarmen en verontwaardiging. Niet een onbewogen en afstandelijk oor- deel, maar binnen de sfeer van, samen met, het menselijk lijden en verdriet. Dus niet een abstracte goedheid, maar een levende zorg. Juist de profeten zijn hier superhelder over, van het besef van die levende zorg waren zij diep doordrongen. De profeten “waren het die het volk ongenadig om de oren sloegen, wan- neer het de weg van de Tora verliet en onrecht hoogtij vierde. Zij waren het ook die het volk troostten en aanmoedigden, wanneer het de moed dreigde te verliezen, omdat de taak zo bovenmenselijk zwaar was.“ (Aschkenasy, c.s., p.72) Het onheil waar de profeten doorgaans voor waarschuwen, als ze er voor waarschuwen, is niet zozeer een toekomstvoor- spelling, maar iets wat bewaarheid zal worden, tenzij men tot inkeer komt. Er wordt gesproken, opdat het niet uit zal komen. (Aschkenasy, c.s., p.73) Profetie is geen toekomstvoorspel- ling, de woorden zijn conditioneel. De toekomst is niet een on- afwendbaar noodlot, maar hangt af van ons antwoord. “U staat voor de keuze tussen leven en dood, (...) Kies voor het leven, voor uw eigen toekomst en die van uw nakomelingen (...)“ (Deut. 30:19). Kenmerkend voor profeten is hun drievoudige trouw: aan God, aan de opdracht en aan het volk. (Aschkenasy, c.s. p.75) Het volk wordt Gods wil voorgehouden, tegenover God is de profeet middelaar voor het volk. Als het om het volk gaat, zeggen de pro- feten niet: ’Uw wil geschiede’, maar ’Uw wil verandere’. En dàt ’Uw wil verandere’ is mogelijk omdat er sprake is van een lévende zorg. Chèsèd als onderdeel van levende zorg. Eén van de onderdelen van die levende zorg wordt gevormd door chèsèd. Wil het begrip chèsèd wat verder uit de verf ko- men, dan zijn twee elementen van belang, meldt men mij. Chèsèd is namelijk een bijbels grondwoord en dus een relatie- woord. Een woord dat een relatie tussen God en mens aang- eeft. (Aschkenasy, c.s, p.107) Dan komt één van de redenen om de hoek kijken waarom ’goedertierenheid’ een onjuiste vertaling is. Een relatie werkt namelijk uitsluitend als sprake is van wederkerigheid, zoals de liefde voor de één slechts dan een werkelijke liefdesrelatie kan worden als de ander antwoordt. Op precies deze wijze vereist de volle werking van Gods chèsèd het antwoord door de chèsèd van de mens met God: “om Zijn bewogenheid, Zijn verbondenheid en trouw, met de wereld tot een levende relatie te laten worden heeft God het antwoord van de mens nodig.“ Een tweede element is dat chèsèd als relatiewoord niet al- leen betrekking heeft op de relatie tussen God en mens, maar tegelijkertijd ook model staat, een voorbeeld is, voor de relatie tussen mens en mens. De relatie God-mens en de relatie mens-mens zijn geen gescheiden werelden (Aschkenasy, c.s, p.106-107), eigenlijk nog sterker dan ’voorbeeld’, namelijk als ’uitdaging’. Want chèsèd is niet alleen een innnerlijke bewo- genheid, een prettig gevoel van binnen, maar krijgt concreet gestalte in onze chèsèd met onze medemensen. Zelfs in zo ex- treme mate dat alleen uit onze houding tegenover de ander Gods houding tegenover ons zichtbaar wordt. Want onze hou- ding tegenover God kan alleen maar handen en voeten krijgen in onze houding tegenover onze medemensen. Hiertussen be- staat geen enkele speelruimte: God heeft geen andere handen dan de onze (naar Dorothee Sölle). “ Jullie zijn mijn getuigen, luidt het woord van de Heer, en ik ben God“ (Jes. 43,12). Daarvan zegt Rabbi Sjamon ben Jochai: dat wil zeggen, áls jullie mijn getuigen zijn – als jullie mijn trouw, mijn gerech- tigheid, mijn erbarmen, mijn chèsèd door jullie houding in deze wereld zichtbaar maken – dan ben ik God. En als jullie mijn getuigen niet zijn, dan ben ik – als je zoiets zou kunnen zeggen – niet God (...). Daden van verbondenheid. Chèsèd wordt in de Joodse traditie van bijvoorbeeld Tenach, Talmoed en rabbijnse geschriften nader geconcretiseerd in het woord chasadiem, een meervoudsvorm van chèsèd. Chasa- diem zijn ’daden van verbondenheid’, daden die de dynamiek van chèsèd weerspiegelen. (Aschkenasy, c.s, p.106-107) Rabbi Chama (...) zei: “Wat betekenen de woorden: “Jullie zult achter de Heer jullie God aangaan“ (Deut 13,5)? Dat kan toch helemaal niet! Immers “de Heer jullie God is een vete- rend vuur“ (Deut 9,3)! Hoe kunnen we dan achter Hem aan- gaan? Maar de betekenis van de woorden is: volg de Heilige-gezegend-zij-Hij na in Zijn houding en gedragingen tegenover de wereld.“ 17 Reflectie 4(3) herfst 2007
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=