reflectie14(3).vp
Over het eenzijdige Gods- en Mensbeeld X Frank Een belangrijke vroegchristelijke stroming was het gnosticisme. Die gnostische stroming kenden we tot in het midden van de vorige eeuw alleen indirect door de bestrijders van de gnosis vanuit het vroege christendom zelf. Maar met de unieke vondst in 1945 van een groot aantal gnostische geschriften in het zand van Egypte, is daar radicaal verandering in gekomen. Het heeft weliswaar tientallen jaren geduurd voordat die vondst, de Nag Hammadi-bibliotheek, voor iedereen toegankelijk werd, maar nu kennen we de geschriften die door bestrijders van het gnosti- cisme, grotendeels in de tweede eeuw, als ketters werden be- schouwd en verbannen. En dat gebeurde zeer effectief, want geen van die geschriften werden opgenomen in het Nieuwe Testament waarvan de samenstelling in een proces van selectie en verwerpen praktisch rond het jaar 200 voltooid was. Bestrijders van de gnosis De voornaamste bestrijder van de gnosis was Irenaeus (kerk- vader, en bisschop van Lyon, ca. 140- ca. 200 ). Hij schreef, rond 180, vijf boekdelen Weerlegging en Omverwerping van de valselijk zo genoemde Kennis (Libros quinque Adversus Haereses) . In het eerste boek wordt het onlangs ontdekte evangelie van Judas genoemd! Daarover schrijft hij: Nog anderen – bedoeld wordt: andere gnostici – zeggen … En Judas, de overleveraar (proditor), was van al deze dingen zeer goed op de hoogte, zo zeggen zij. Want anders dan de an- deren kende alleen hij de waarheid en zo volvoerde hij het ge- heimenis van de overlevering (mysterium proditionis). Door zijn tussenkomst zijn alle aardse en hemelse dingen losge- maakt, zo melden zij. En zij voeren hiervoor een verzonnen werk aan, dat zij het Evangelie van Judas noemen. Verder verklaart hij dat ketters zich erop beroemen meer evangeliën te bezitten dan er in werkelijkheid zijn. En hij beklaagt zich er- over dat die in zijn tijd uitgebreid in omloop waren. Naast Ireneaus keerde Hippolytus (kerkvader, bisschop van Rome, ca. 170- ca. 235 ) zich fel tegen de christelijke gno- sis, in zijn pas in de 19e eeuw ontdekte werk Refutatio omni- um haeresium. Hij richtte zich in het bijzonder tegen de belangrijkste gnostische stroming, die van de gnostische leraar en vermoedelijke auteur van het ‘Evangelie der Waarheid’, Valentinus (ca.140). Hippolytus definieerde als waarheid dat wat gegarandeerd was door de apostolische successie, de bis- schoppen, met de canon en de leer der Kerk als basis, maar Valentinus gaat uit van gnosis waarvan hij zegt: Gnosis is de kennis wie wij waren en wat wij geworden zijn, waar wij wa- ren en waarheen wij geworpen zijn, waarheen wij ons spoe- den en waarvan wij worden verlost, wat de geboorte is en wat de wedergeboorte. Of wat anders gezegd: gnosis betreft de kennis van de samen- hang tussen God, mens en kosmos. Door zichzelf te kennen, leert de mens God kennen. Deze gnostische visie paste natuurlijk in het geheel niet in die van de christenen, reden om de gnosis te bestrijden*) . Een andere ‘ketterbestrijder’ was Tertulianus ( ca 160- ca 225, kerkvader, bisschop van Alexandrië); hij pleitte voor het princi- pe van de genoegzaamheid van de Schrift, en wilde dus niets weten van niet-canonieke 1 Nieuwtestamentische geschriften. Hij verklaarde, dat er naast ‘de wet en de profeten’, ‘evangelische en apostolische geschriften’ waren en dat deze beide als gezang- hebbend voor de Kerk moesten worden beschouwd. Heel belangrijk voor het christendom in de tweede eeuw was de apologetiek – de beredeneerde verdediging en recht- vaardiging van het christelijk geloof tegenover de niet-christe- lijke critici, maar ook intern: tegenover de gnostici. Zij kenden andere geschriften – evangeliën, brieven, handelingen, open- baringen – en hadden de gewoonte om passages van het Nieu- we Testament op een manier weer te geven en uit te leggen die de christelijke leiders verbijsterde. *) Christelijke gnostici beschouwden zichzelf natuurlijk als christenen. Maar in dit artikel worden met ‘christenen’ die christenen bedoeld die de gnosis afwezen, en met ‘gnostici’ de christelijke gnostici. De gnostische geschriften Met de Nag Hammadi-bibliotheek 2 , hebben wij nu een groot deel van die gnostische, ‘ketterse’ bronnen letterlijk in handen gekregen. Deze ‘bibliotheek’ wordt formeel de Nag Hammadi Codex genoemd. Het is een rijke en unieke verzameling van ge- schriften, al ontbreken vaak woorden, zinnen en grotere of klei- nere delen van praktisch alle NH geschriften. Zorgvuldig onder- zoek heeft het echter mogelijk gemaakt het ontbrekende toch weer te geven [tussen haken] zoals dat er, naar alle waarschijn- lijkheid, heeft gestaan. Voor ons zijn speciaal van belang de christelijk gnostische geschriften; een klein deel van de NH-bi- bliotheek bestaat ook uit niet-christelijk gnostische geschriften. Wat bevat die vondst bij Nag Hammadi? Het zijn dus voornamelijk gnostische geschriften, waaronder zeker ook die waarop de bestrijders van de gnosis zich richt- ten. Het betreffen Koptische vertalingen, van ca. 1500 jaar ge- leden ( 350-400 n.Chr ), van nog oudere manuscripten; de origi- nele zelf waren in het Grieks geschreven, de taal van het Nieu- we Testament. Enkele zijn nauwelijks later dan van 120-150 n.Chr , want ze waren Irenaeus bekend. Het ‘Evangelie van Thomas’, van rond 140 n.Chr , dateert van niet veel later dan de Nieuwtestamentische evangeliën ( 60-110 n.Chr ), maar bevat 6 Reflectie 4(3) herfst 2007 De Christelijke Gnosis, onderdrukt als ketterse stroming in de eerste eeuwen, hervonden in de 20 ste eeuw, genegeerd in het hedendaagse christendom
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=