Relfectie 5(1)voorjaar2008.vp
De zeer bijzonder bijna-doodervaring van Thomas Benedict Mellen * Deel 2 In ons vorige nummer van ‘Reflectie’ 4(4), winter 2007, pagina’s 12-15, plaatsten we deel 1 van Mellens beschrijvingen, die we “de reis naar de Andere Kant” zouden kunnen noemen. Dit twee- de deel maakt zijn verhaal compleet, onder de titel “de terugkeer naar de aarde”. We laten Mellen weer aan het woord… Ik weet niet hoelang ik in het Licht was, in menselijke tijd. Maar er kwam een moment – toen ik besefte dat al mijn vra- gen beantwoord waren – dat mijn terugkeer aanstaande was. Toen ik zei dat al mijn vragen beantwoord waren, bedoelde ik dit letterlijk. Al mijn vragen waren beantwoord. Elk mens heeft een ander leven en moet een reeks vragen oplossen. Sommige vragen van ons zijn universeel, maar ieder van ons onderzoekt op zijn eigen unieke manier het Leven, zoals wij dit noemen. Dit geldt voor iedere levensvorm, van bergen tot aan elk blad van een boom. En dat is erg belangrijk voor de rest van ons in dit Univer- sum. Want het draagt allemaal bij aan het Grote Plaatje, de volheid van het Leven. Wij zijn letterlijk God die ZichZelf on- derzoekt in een oneindige Dans van het Leven. Onze uniek- heid versterkt, verbetert al het Leven. De terugkeer naar de aarde Toen ik aan mijn terugkeer naar mijn aardse levenscyclus be- gon, kwam het nooit bij me op dat ik naar hetzelfde lichaam zou terugkeren. Het maakte me niets uit, ik had een volkomen vertrouwen in het Licht en in het levensproces. Toen de stroom samensmolt met het grote Licht, vroeg ik of ik nooit de openbaringen en de gevoelens zou mogen vergeten die ik aan de andere kant had meegemaakt. Er volgde een ‘Ja’. Het voel- de alsof mijn ziel gekust werd. Toen werd ik opnieuw door het Licht meegenomen naar het rijk van de trillingen. Het proces werd omgedraaid en ik ontving zelfs meer informatie. Ik kwam thuis en ik ontving lessen over het mechanisme van reïncarnatie. Ik kreeg ant- woorden op al die kleine vragen van mij – hoe werkt dit, hoe werkt dat. Ik wist dat ik opnieuw zou incarneren. De aarde is een grote bewerker van energie en het individuele bewustzijn evolueert van het een naar het ander. Ik zag me voor het eerst als een mens en ik was blij mens te zijn. Door alles wat ik had gezien, was ik al blij een atoom in dit universum te zijn. Eén atoom. Een menselijk deel van God te zijn … dat is de meest fantastische zegen. Het is een zegen die onze stoutste verwachting overtreft – een menselijk deel van deze ervaring te mogen zijn is overweldigend, schit- terend. Elk van ons – wat we ook zijn, verknipt of niet – is een zegen voor de planeet, zoals we hier zijn. Terug in mijn lichaam Dus ik ging door het incarnatieproces en verwachtte als een baby geboren te worden. Maar ik kreeg een les in hoe de indi- viduele entiteit en het bewustzijn evolueert. Dus ik kwam te- rug in dit, mijn huidige lichaam. Wat was ik verrast toen ik mijn ogen opendeed. Ik weet niet waarom, want ik begreep dit, maar toch was het een grote verrassing weer terug in mijn lichaam te zijn, terug in mijn kamer met iemand die naar mij keek en hartverscheurend huilde. Het was mijn verzorgster. Ze was al anderhalf uur bij me nadat ze me dood had gevon- den. Ze was er zeker van geweest dat ik dood was, alle tekens van de dood waren er – ik was zelfs al aan het verstijven. We weten niet hoelang ik dood ben geweest, maar we we- ten wel dat ik na anderhalf uur werd gevonden. Ze had reke- ning gehouden met mijn wens mijn dode lichaam enkele uren alleen te laten. Zij had een krachtige stethoscoop en veel ma- nieren om de vitale functies te checken. Zij kon bevestigen dat ik echt dood was geweest. Het was geen “bijna”-doodervaring: ik heb de echte dood minstens anderhalf uur ondervonden. Ze had mij dood gevonden: ze controleerde mij met de stetho- scoop, mat mijn bloeddruk en hartslag... die er dus niet waren. Toen kwam ik bij en zag het licht buiten. Ik probeerde over- eind te komen om er naar toe te lopen en viel uit mijn bed. Zij hoorde een bons, rende naar binnen en vond me op de vloer. Toen ik herstelde, was ik heel verbaasd over wat mij was overkomen. In het begin had ik geen enkele herinnering hieraan. Steeds opnieuw gleed ik weg uit deze wereld en bleef maar vra- gen: “Ben ik in leven?” Deze wereld leek meer op een droom dan die andere. Binnen drie dagen voelde ik me weer normaal, helder, maar toch anders dan in mijn oude leven. Mijn herinne- ring aan mijn reis kwam later terug. Fouten zag ik niet meer bij de mens, zoals ik die vroeger had gezien. Vóór die tijd stond ik altijd met mijn oordeel klaar. Ik dacht dat veel mensen geschift waren, in feite dacht ik dat ze allemaal verknipt waren. Maar daar ben ik heel anders over gaan denken. De kanker was weg. Ongeveer drie maanden later zei een vriend, dat ik me op- nieuw moest laten onderzoeken. Dus ik ging naar het zieken- huis en liet allerlei scans maken. Ik voelde me echt goed, dus was ik bang om slechts nieuws te krijgen. Ik herinner me de dokter die de eerste en de laatste scans zag en zei: “Welnu, er is niets meer te zien”. Ik zei: “Werkelijk, dit moet een wonder zijn?” Hij zei: “Nee, deze dingen gebeuren, het zijn spontane genezingen”. Hij deed alsof hij niet onder de indruk was. Maar, het was een wonder en ik was wèl onder de indruk, zelfs als ik de enige zou zijn. De lessen die ik leerde Het mysterie van het leven heeft weinig te maken met intelli- gentie. Het universum is helemaal geen intellectueel proces. Het intellect is behulpzaam, het is briljant, maar we gebruiken dit nu te veel, in plaats van onze harten en de wijzere delen van onszelf.
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=