Relfectie 5(1)voorjaar2008.vp
“Laat ons bidden” Nelly Schouw-Zaat Eigenlijk was het wat gênant, die avond toen ik in het halfduister van een parkeergarage bijna struikelde over een gestalte die op de grond lag. Om mij heen repten mensen zich van de auto naar het nabijgele- gen winkelcentrum. Auto’s werden ge- start, anderen kwa- men aanrijden. Het was immers koop- avond. En daar lag dan iemand tussen de geparkeerde voer- tuigen op de beton- nen vloer…! ‘Wat vreselijk, een daklo- ze junk’, schoot het door mij heen en ik haastte mij om mijn verontschuldiging- en aan te bieden. De man had een kleed- je op de grond ge- legd en lag diep geknield zijn Ko- rangebeden op te zeggen. Hij kwam rustig overeind en ik wist even met mijn houding niet goed raad. Een hand geven kon niet, want ik ben een vrouw. We heb- ben elkaar, geloof ik goedendag gewenst en zijn verder gegaan. Dagelijks gebed Het voorval schoot mij te binnen, toen ik kort geleden het boek ‘Op de adem van het leven’ ¹ las. Het is geschreven door Mgr. A. Simonis, de onlangs afgetreden aartsbisschop van de Nederlandse r.k. kerkprovincie. De kardinaal schrijft op heel boeiende wijze over de betekenis van bidden, met als belang- rijkste thema het ‘Onze Vader’. Maar vooral belicht hij het be- lang van het dage- lijkse gebed, als het ware in-gebed in het leven van alledag. ‘Talloze mensen kunnen veel beter bidden dan ik – mensen die geen bisschop en geen priester zijn, terwijl ik het bidden toch al mijn hele leven be- oefen, ik besteed er dagelijks nogal wat tijd aan’, zegt hij er over. In de Rooms- Katholieke Kerk zijn niet alleen kloosterlingen ge- houden aan hun da- gelijkse gebeds- oefeningen, maar ook priesters ver- binden zich tot de zogenaamde bre- viergebeden. Ande- re religies leggen sterker dan de chris- telijke Kerken het accent op de ver- plichting tot dage- lijkse gebeden, op vaste tijden en vol- gens vaste regels. Kardinaal Simo- nis schrijft: ‘Ik prijs het Jodendom en de Islam, dat zij deze discipline kennen. Als het de gebeds- praktijk betreft, is het christelijke ge- loof toch nogal arm en vrijblijvend.’ Hij voegt er echter aan toe, dat er psalmen zijn die hij nauwelijks over zijn lippen kan krijgen. Vloekpsal- men, wraakpsalmen, die nog helemaal de sfeer ademen van de praktijk van ‘oog om oog, tand om tand’. ‘Deze psalmen ge- tuigen van een nog niet voldoende uitgezuiverd Godsbegrip, zoals Jezus Christus ons dat voorhoudt. Alleen van daaruit kan ik ze lezen. Ik kan ze alleen maar lezen met de persoon van Christus op de achtergrond. Voor mij is Christus de vervulling van het psalmgebed en ik volg daarin Augustinus.’
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=