Relfectie 5(1)voorjaar2008.vp

“Eindeloos Bewustzijn” Opus Magnum van Pim van Lommel BDE’ers leren ons met het hart luisteren. Een recensie door Lambèrt de Kwant *) Om meteen een conclusie te trekken: het boek “Eindeloos Bewustzijn” van Van Lom- mel is gemakkelijk en prettig leesbaar en pri- ma gedocumenteerd. Het bevat treffende ver- halen van mensen die een bijna-dooderva- ring (BDE) hebben meegemaakt en is daar- om ook een ontroerend boek. In zijn inlei- ding wijst de auteur er bescheiden op, dat mensen met een BDE zijn leermeesters zijn. Het boek heb ik met rode oren gelezen. Goed, na al die jaren, na lezing van het be- roemde artikel in het internationaal medisch tijdschrift The Lancet (15 - 12 - 2001) en het bijwonen van zijn lezingen, was ik natuurlijk wel op de hoogte van zijn visie, maar ik vond het heel prettig eens te lezen hoe hij ve- le aspecten van de BDE in zijn boek op een rijtje zet. Rode draad van zijn boeiende boek is, dat de heersende, mate- rialistische visie van artsen, filosofen en psychologen op de re- latie tussen hersenen en bewustzijn, te beperkt is om het verschijnsel te kunnen duiden. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat ons bewustzijn niet altijd samenvalt met het functioneren van onze hersenen. Het bewustzijn kan ook los van ons lichaam functioneren. Dit is een uitermate boeiend ge- geven in dit boek. Volgens mensen met een BDE zou de dood niets anders zijn dan een veranderde bestaanswijze met een verhoogd en verruimd bewustzijn dat overal tegelijk aanwezig is, waardoor het niet langer aan het lichaam gebonden is. “Vallende kwartjes” Van Lommel gaat uitvoerig in op begrippen uit de kwantum- fysica die aan een beter begrip van ons bewustzijn kunnen bij- dragen. Doordat deze hoofdstukken voor een leek nogal technisch zijn, geeft hij een samenvatting van de kwantum- mechanische begrippen. Voor wie deze ingewikkelde materie inderdaad te ingewikkeld is, kan deze hoofdstukken overslaan. Wie de moeite neemt kennis te nemen van wat hij hierover zegt, zal een wereld opengaan en vallen de vele kwartjes bij bosjes uit de hemel. Hij concludeert op grond van zijn bevindingen, dat tijdens een BDE aspecten in het bewustzijn worden ervaren op een manier die vergelijkbaar is met begrippen uit de kwantumfysi- ca. Alles blijkt namelijk gelijktijdig in het bewustzijn aanwe- zig te zijn in een niet aan tijd en plaats gebonden dimensie. Zo zou het mogelijk zijn non-lokaal verbonden te zijn met het be- wustzijn van andere mensen, met de gevoelens en gedachten van bijvoorbeeld overleden vrienden en fa- milieleden, en met hen te communiceren. Mensen, die tijdens een BDE een tunneler- varing hebben, lijken bewust de overgang door te maken van onze fysieke wereld (de tijd-ruimte), naar een meerdimensionale we- reld, waar tijd en ruimte geen rol spelen. Het klassieke beeld van onze materiële, manifes- te wereld, wordt hierdoor op zijn kop gezet. Reden waarom sommige wetenschappers rood aanlopen als een collega als Van Lommel zulke dingen schrijft. Hier doet zich hetzelfde voor als destijds de kwantumfysica deed met de klassieke fy- sica. Boeken als die van Ervin Laszlo en McTaggert krijgen in dit verband ook veel kritiek en de toon waarop de polemiek ge- voerd wordt, is vaak ongemeen fel. Zo krijgt ook Van Lommel zeer heftige (en soms res- pectloze) kritiek van een handjevol critici die sowieso al niets hebben met bijna-doodervaringen. Gebrek aan compassie Wat mij daarbij verbijstert, is het gebrek aan enige compassie van die critici voor mensen die een BDE hadden. Kennelijk doen hun ervaringen er niet toe, punt. Maar hij heeft wel een punt als hij zegt hoe belangrijk het is dat hulpverleners reke- ning moeten houden met de mogelijkheid van een BDE. Wan- neer zich een BDE voordoet, zou een arts of therapeut deze niet slechts als iets pathologisch of afwijkends moeten zien, maar als een wezenlijke, existentiële crisis met alle ontregelen- de gevolgen en psychologische problemen die daarbij horen. Men zou in zijn visie moeten proberen iemand met een BDE te helpen onderscheid te maken tussen de ervaring en de ge- volgen ervan. Bovendien zou het ook nuttig kunnen zijn de partner in de begeleiding te betrekken. Verder zou de familie van de BDE’er gewezen kunnen worden op informatie in boe- ken en op internet. Bij alle heftige kritiek op mensen als Van Lommel, zou enig meeleven met mensen met een BDE toch meer op zijn plaats zijn. Het is te gek voor woorden dat verpleegkundigen niet eens met iemand over een BDE van een patiënt durven te spreken, uit angst voor de afwijzende mening van collega’s en artsen. Terecht wijst hij er dan ook op dat een goede begelei- ding vooral mogelijk is, wanneer de hulpverlener niet alleen openstaat voor zo’n bijzondere ervaring, maar ook op de hoogte is van de wetenschappelijke literatuur over de BDE. Helaas blijkt regelmatig dat dit nog niet het geval is. Verpleeg-

RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=