|
|
Tussen Pasen en Pinksteren Johan Pameijer M et Pinksteren lezen de Joden het verhaal van Ruth. De Moabitische schone emigreerde van Moab naar Bethlehem en trouwde daar met Boaz. Ruth werd inwoonster van Bethlehem en staat te boek als de stammoeder van Davids geslacht, waaruit volgens de traditie Jezus is geboren. Van de plaats Moab, met volgens het Hebreeuwse alfabet een totaaltelling van 49, verhuisde zij naar de plaats Bethlehem met een totaaltelling van 490. Aan dit soort feiten hecht de mystiek grote betekenis. Te meer daar tussen Pasen en Pinksteren 49 dagen liggen.Is dit toeval of ligt er een diepzinnig plan aan ten grondslag? Pinksteren valt precies op de vijftigste dag na Pasen. Het is de dag van het gerijpte koren. Volgens Deuteronomium 16:10 en Leviticus 23:10 en 11) wordt met Pasen de sikkel voor het eerst in het staande koren geslagen. Zeven weken later is de oogst voltooid. Wat met Pasen is voorbereid, wordt met Pinksteren afgerond. De opstanding van Jezus wordt na de hemelvaart, veertig dagen nadien, gevolgd door de uitstorting van de Heilige Geest. De verhalen zijn overbekend. Ieder jaar worden ze in geuren en kleuren verteld in honderden kerken. Maar of de mystieke achtergrond wordt begrepen is zeer de vraag. Jezus is de prediker van de wedergeboorte, van het nieuwe Jeruzalem en de nieuwe aarde. Geboren in Bethlehem, de plaats van de 490, stuurt hij de wereld naar de 500. Daar bereikt de mensheid de geestelijke oogst van de voorafgaande zaaitijd, niet eerder. Traditiegetrouw wordt met Pinksteren de trooster of helper naar de aarde gezonden om de mensheid te helpen. Nogmaals de vraag: berust dit alles op toeval? Heeft een handig rekenmeester dit soms zo berekend? Het antwoord bereikt ons van het Boeddhisme. Boeddha heeft iets gezegd als: "Gelukkig zijn zij die over de gouden brug zijn gegaan en de zeven gouden bergen hebben bereikt, die duizenden myriaden zonnestelsels van ons vandaan liggen. Daar ontluikt de goddelijke bloem van Oedambara." Met dit poëtische beeld schetst hij de goddelijke hemel-sfeer. De bewoners daar leven temidden van voortdurend veranderende beelden, ideale, uit prisma's met 49 kleuren samengestelde scheppingen, ritmisch afgemeten naar muziek die in 49 tonen weerklinkt. De auteur, aan wie ik dit Boeddhistische beeld ontleen, de Fransman Maurice Magre, beschrijft de bewustzijnstoestand daar als een duizelingwekkend geluk. Het tweemaal opduiken van het getal 49 trekt onze aandacht, prisma's van 49 kleuren en muziek van 49 tonen. Ze gaan ons begrip te boven en getuigen van bovenwereldse majesteit. Zou de Joods-christelijke mystiek rond Pasen en Pinksteren iets dergelijks bedoelen? Het begint erop te lijken. Ingeklemd tussen de ijskoude toppen van de Himalaya is sedert eeuwen aan het sterfbed van monniken voorgelezen uit het Bardo Thodol, het Tibetaanse dodenboek. Tot de Chinese inval in 1959 hield deze traditie aan en nadien is ze zeker meegereisd met de vluchtelingen die zich overal ter wereld hebben gevestigd. Eeuwenlang kon Tibet zijn tantrisch-Boeddhistische traditie ongeschonden bewaren in het lamaïsme. Slechts sporadisch druppelde er iets naar buiten over de gerijpte wijsheid die in de kloosters werd bewaard. Opeens zwermden de monniken over de wereld uit en brachten hun wijsheid in woord en geschrift aan de verbaasde mensheid. Op het ogenblik kan iedereen kennis nemen van de esoterische wijsheid die ligt opgeslagen in het Tibetaanse dodenboek. Negenenveertig dagen lang fluisterde een lama zijn instructies in het oor van de stervende en zelfs na diens dood ging het spreken door alsof de dode de woorden in zijn ziel kon meenemen naar het hiernamaals. Iedere dag kwamen er nieuwe instructies: 49 dagen lang. In de geest aanschouwde de ziel van de overledene de grote Dyani Boeddha's en vervolgens hun schaduwkanten, verpersoonlijkt in de heruka's, monsterlijke gedrochten die het verdrongen onderbewustzijn van de betrokkene uitbeeldden. Van Carl Gustav Jung weten we hoe belangrijk het voor onze zelfverwerkelijking is de boodschappen van het onbewuste serieus te nemen. Bewonderend gaf Jung toe dat het Tibetaans dodenboek hem mede op het spoor van zijn psychologie heeft gezet. Na volledige ontmaskering van de boos uitziende heruka's als illusoire aspecten van de eigen ziel kon zich een innerlijke transformatie voltrekken, die de ziel van de overledene vrij maakte van karmische banden. Als hij dit bereikte lag op de 49ste dag de weg open voor het Boeddhaschap, de vijftigste, niet meer voor de leringen uit het dodenboek bereikbare, dag. Nu werd de overledene een boddhisattva, een wezen dat afziet van het Boeddhaschap zolang er nog een mens op aarde onverlost rondloopt. Op de vijftigste dag stortte hij zijn kracht uit naar de wereld en verrijkte de mensheid met zijn onvergankelijke wijsheid. De Boeddhisten kennen het Pinksterfeest niet. Omgekeerd hebben de meeste Christenen geen notie van de mystieke gebruiken aan een Tibetaans sterfbed. Het is de vijftigste dag. De oogst is gedaan. De Heilige Geest wordt over de aarde uitgestort, zijn kracht uitgegoten over een zielsarme mensheid. Negenenveertig dagen zijn voorbij gegaan sedert de grafstede bij Jeruzalem met weggewentelde steen leeg werd aangetroffen. De meeste mensen hebben geen idee wat ze met het Pinksterfeest aan moeten. De Joden lezen het verhaal van Ruth. Christenen verpozen zich in het aanzwellende zomerweer. Dat de periode tussen Pasen en Pinksteren ons met een diep geheim vertrouwd heeft gemaakt gaat helaas aan de meesten voorbij. Hoe weinig stervelingen bekommeren zich erom dat archetypische patronen reliëf geven aan zulke vertrouwde hoogtijdagen als Pasen en Pinksteren. Maar in het diepst van het bewustzijn ontluikt de goddelijke bloem van Oedambara in het betoverende licht met 49 kleuren en de mystieke muziek van die wonderbaarlijke 49 tonen. En dat allemaal op de 49ste dag na Pasen.
|
|