Reflectie-18.vp

en opstaan. Wat hij zelf ervoer was een gevaarlijke en zeer on- benedictijnse fase, waarin hij werkelijk en levend ‘in de we- reld’ hevig en hartstochtelijk begon te verlangen naar zijn be- zoeken aan de abdij “Als een ontspanning aan mijn toegeno- men taken en verantwoordelijkheden, als een veilige haven, als een instituut voor spirituele intensive care waar ik enkele dagen aan het infuus mocht liggen. Had ik deze wereld eerder gekend, dan had ik destijds niet gekozen voor een getrouwd en actief leven, zo dacht ik toen soms. Ik noem dit onbenedic- tijns, omdat Benedictus weinig moest hebben van het ‘weg- lopen’ van iets waaraan je je hebt verbonden.” Wil Derske raakt hier de kern. Er is op zich niets mis met het kloosterle- ven, maar je moet ook de moed hebben midden in deze wereld te leven en je niet te schamen voor de verlangens waarmee je geconfronteerd wordt. Je lichaam is de tempel van de geest. Met dat lichaam hebben de religies het vaak knap moeilijk ge- had. Sommige religies beschrijven het lichaam als de wortel van alle kwaad, en anderen vertellen dat het slechts een illusie is of op zijn best alleen maar onbeduidend. En de geneeskunde behandelt het lichaam mechanisch als een verzameling losse onderdelen die van de ziel erin gescheiden is. De standaard- opleiding voor psychotherapeuten negeert het aandeel dat het lichaam in de geestelijke gezondheid heeft. In haar boek “Handboek Chakrapsychologie” wijst Anode Judith op de gevolgen van dit denken,”Het contact met ons lichaam kwijt- raken betekent spiritueel dakloos worden. Zonder anker drij- ven we doelloos rond, gebeukt door de winden en de golven van het leven.”Onverbondenheid met het lichaam is een cultu- rele epidemie, zegt ze terecht. “Van alle verliezen die vandaag de dag scheuren in de menselijke ziel veroorzaken, kan deze vervreemding wel de meest alarmerende zijn, omdat ze ons van de wortels van het bestaan scheidt. Met banen die ons om- laag halen, routines die automatisch zijn en omgevingen die onze zintuigen vernietigen. Verliezen we de vreugde die ont- staat vanuit de dynamische verbinding met de enige levende aanwezigheid die we gegarandeerd ons hele leven zullen heb- ben: ons lichaam." Ons wordt geleerd het lichaam met de geest te beheersen, die als iets hogers wordt beschouwd. Maar het lichaam bezit een intelligentie waarvan de mysteries nog door de geest moeten worden doorgrond. We lezen in boeken wat we moeten eten, hoe we de liefde moeten bedrijven, hoe- veel slaap we nodig hebben, en leggen dit alles liever aan het lichaam op dan dat we naar het lichaam luisteren. Geen vlucht uit de wereld, geen ontkenning meer van het lichaam. Deze nieuwe focus op het lichaam en lichaamsbewustzijn waarvan de laatste jaren gelukkig sprake is, is opmerkelijk Het afgelo- pen decennium is het zelfs een heuse wetenschap geworden. Zo speelt Psychoneuro-immunologe (zo heet het vakgebeid van de Amerikaanse neuro-immunologe Esther Sternberg) een belangrijke rol in het onderzoek naar het verband tussen lichaam en geest. De scheiding tussen lichaam en geest heeft desastreuze gevolgen gehad voor de samenlevingen. Een scheiding die bijvoorbeeld Reflectie -medewerker Ojas de Ron- de in zijn franciscaanse tijd vooral zichtbaar werd gemaakt naar de buitenwereld en de monniken zelf die een koord droe- gen met drie knopen. Dat koord was een soort afscheiding. Je droeg dat om het middel en de knopen stelden drie geloften voor: geen bezit, geen seks en geen eigen wil. Van wat onder de gordel, waar de chakra’s zitten, hoefde je niet al te veel te verwachten. Het lichaam, z’n aarding en seksualiteit werden al het ware afgesnoerd. Gelukkig is die visie tegenwoordig wat anders, maar je komt ze toch weer tegen. in spirituele en new age -kringen. Er zijn organisaties waar alcohol, seks en vlees not done zijn. Onlangs zat ik met een collega tijdens een be- spreking op een zonnig terras te genieten van wat spiritualiën. Komt er uit het niets een mevrouw op me af stuiven. “Nou dat valt me van je tegen hoor! Ik lees je stukken en heb wel eens een lezing van je bijgewoond en nu zit je hier bier te drinken en dan de grappen die jullie maken. Dit is helemaal niet spiri- tueel.” Ik probeerde haar duidelijk te maken dat spiritualiteit niet zit in al dan niet een biertje drinken, wilde nog op haar ge- zondheid drinken, waarna ze hoofdschuddend haars weegs ging. “Dit komt nooit meer goed tussen jullie,” zei m’n collega grijnzend en nam nog een slok. Ik heb echt wel respect voor mensen die principieel tegen alcohol zijn, maar ga alsjeblieft mij geen normen opleggen en mijn gedrag zondig en niet spiritueel noemen. Dan ga ik stei- geren. Ik weet ook wel dat een sober en matig leven goed is voor je lichaam en geest, maar genieten mag. Doen monniken ook. Ik heb nog mooie herinneringen aan een weekend in een klooster en de borreltjes en de grappen ‘s avonds. Een contem- platief, spiritueel leven en spiritualiën hoeven elkaar niet uit te sluiten. Er was ook een wat oudere, milde broeder die niet dronk, maar zijn medebroeder niet veroordeelde. Een pracht- mens met veel humor. Er is een tijd geweest dat ik als parlementair verslaggever ‘innemend’ kon zijn en behalve het Haagse Nieuwspoort ook de overige schenklokalen frequenteerde. Inmiddels is er na enkele noodzakelijke klappen op m’n kop veel veranderd, maar ik weet dat dit ook een noodzakelijke fase was op deze scholingsweg. In het eenheidsbewustzijn waar we naar toe gaan, past geen veroordeling, afwijzing of afscheiding en zul- len we het dualiteitsdenken achter ons moeten laten. Ojas de Ronde wees in een interview op wat Osho zei: “ The body is the door. De body en de soul kennen elkaar heel goed en zijn beide onschuldig. Als je de mind (waarin dat dua- lisme en afkeer van materie huist) stillegt, ga je het lichaam ontdekken en dan merk je dat het helemaal ingebed is in de na- tuur en de schepping.” Geen vlucht naar een klooster dus maar midden in deze wereld leven, met alle ongemakken en proble- men die dat met zich meebrengt. Monniken en nonnen lopen weer tegen andere dingen aan. Wil Derkse wijst erop dat men- sen zelfs op hoge leeftijd het knagende gevoel hebben dat ze nog ingrijpend anders moeten worden, dat ze nog aan zichzelf moeten werken, dat ze er nog niet klaar voor zijn. “We hebben in veel functies nog een opvallend potentieel om door te groei- en” Ach, klaar zijn we nooit! Johannes van het Kruis had het ook al door: je beklimt de berg, maar halverwege tuimel je weer omlaag en begin je weer opnieuw te klimmen, maar je houdt de top in de gaten, want daar wil je naar toe, dat is je doel. Sommige mensen denken halverwege de berg dat ze er al zijn en roepen tegen andere klimmers dat ze ‘nog niet zover zijn.” Dat zij die hoofdschuddende mevrouw ook: “Jij bent nog niet zover, anders zou je dit niet doen.” Nee, ik ben nog niet zover, maar houd wel de top in de ga- ten en neem er nog een. Proost! ||

RkJQdWJsaXNoZXIy MjA2NzQ=