|
|
Terug naar de Bron Johan Pameijer Het ontstaan van hemel en aarde is een mysterie. Elke poging om het te begrijpen lijdt schipbreuk op de onmacht het te verwoorden. Toch is er nauwelijks een onderwerp dat meer fascineert dan de schepping. Ontelbare mythen vertellen over parende goden, splijtende wateren en manifestaties van het niet-bestaande. Het zijn minder of meer geslaagde pogingen zich een voorstelling te maken van paradoxale gebeurtenissen waar niemand getuige van is geweest, terwijl anderzijds iedereen het scheppingsmoment in zijn ziel meedraagt. Misschien dankt de Big Bang-theorie daaraan wel zijn populariteit.
Het geloof in Jezus Christus is gegrondvest op het scheppingsverhaal. Zonder de raadselachtige mythen uit de eerste hoofdstukken van Genesis is zelfs de christelijke inwijdingsweg onbegrijpelijk. De weg tussen kerstmis en Pasen markeert in diepste wezen niet anders dan de terugkeer naar de oerbron. Heel goed wordt dat uitgedrukt in het verhaal van de Emmaüsgangers. Maar daar zal later op worden teruggekomen. Eerst wenden wij ons tot wat de onbekende auteur van het boek Genesis over de schepping te zeggen heeft. Lang is het scheppingsverhaal de enige informatiebron geweest voor de westerse mens. Sinds Copernicus en Newton begon de zekerheid te wankelen en na de Big Bang-theorie zijn nog maar weinig mensen te overtuigen van een schepping in zeven dagen. Temeer omdat het openingsverslag wordt gevolgd door een tweede scheppingsverhaal, dat tegengesteld is aan het eerste. De afwijzing door het rationele verstand is het gevolg van deze tegenspraak. Maar in de jongste tijd wint de overtuiging veld, dat Genesis langs intuïtieve weg en in de context van een andere tijd eigenlijk niet afwijkt van de moderne wetenschappelijke theorieën. Nu bekend is dat waterstof het oerelement is, waaruit alle andere elementen zijn voortgekomen en dat het zonnevuur ontstaat doordat waterstof wordt omgezet in helium, stijgt de bewondering voor de oude ziener, die beweerde dat God uit de wateren het licht schiep. Gods Geest zweefde namelijk over de wateren en God zei: Er zij licht en daar was licht. Dat is de opmaat tot een proces dat zich in zes scheppingdagen zal ontrollen. Op de zevende dag rust God en ziet dat alles goed is. Alles is er in die zes dagen, het uitspansel, de zeeën, planten- en dierenrijken en tenslotte zelfs de eerste mens. Adam is man noch vrouw en volledig God. De Hemelse mens is het beeld van God op aarde. Maar wat moeten we aanvangen met het tweede scheppingsverhaal dat hier doodgemoedereerd op volgt? Nu is de mens er zelfs als eerste. Hij wordt gekneed uit aarde, vermengd met de damp die over de aarde lag. De afsluiting van een tiental scheppingshandelingen is de creatie van een metgezel voor Adam, die uit zijn rib gemaakt wordt en mannin wordt genoemd. Dit verhaal is vrijwel ongecensureerd overgenomen uit de Soemerische mythologie van omstreeks 3000 jaar voor Christus, waarin wordt verteld hoe de godin Nin-ti uit een rib van Enki wordt gemaakt. Centraal in het tweede scheppingsverhaal staat de creatie van het paradijs, de legendarische hof van Eden. Twee bomen, het leven en de kennis vertegenwoordigend, groeien in de hof en vier rivieren ontspringen aan een bronrivier. De verhouding 1:4 geeft aan hoe God (de 1) zich in de materie (de 4) heeft gemanifesteerd. Aan het einde van het tweede scheppingsverhaal lopen man en vrouw zonder schaamte om elkaar heen. Dat verandert in Genesis 3, het verslag van de eerste zonde. Man en vrouw worden inmiddels Adam en Eva genoemd. Adam is "God in het bloed", terwijl Eva "de vrouwe van alle levenden" is. Een slang komt tussenbeide. Dit oeroude symbool van de kringloop verleidt de vrouw tot het eten van een vrucht die aan de verboden boom der kennis van goed en kwaad groeit. De boom is verboden terrein omdat 'kennis' de mens noopt de kringloop van leven en dood binnen te gaan, waarvan de slang het symbool is. Argeloos slaat het mensenpaar het verbod in de wind. De gevolgen zijn ernstig. Plotseling is de schaamte daar en de boosheid van God komt over het eerste mensenpaar. Pijn bij het baren, werken voor de kost en, het ergste van alles, verjaging uit het paradijs naken deel uit van de goddelijke sancties op de menselijke ongehoorzaamheid. Het derde scheppingsverhaal is een feit. De oorspronkelijke auteur van Genesis was met grote zekerheid niet Mozes, de Egyptenaar. Daarvoor was de onbekende schrijver veel te goed op de hoogte van de mythologie van het verre Soemerie in het Tweestromenland. Wat hij deed was Soemerisch materiaal omsmeden tot een Joodse geschiedenis, de bron waaraan een groot deel van het christelijke geloof zou ontspringen. Reeds in de verre voortijd moet de gedachte aan een trapsgewijze schepping zijn opgekomen. De eerste tekenen van de grootse ontplooiing in tijd en ruimte van de goddelijke gedachte zijn de zeven scheppingsdagen. Nog ontstaat er niets wat met de zintuigen waargenomen zou kunnen worden. Wat zich in die zeven dagen voltrekt bestaat eerst in Gods Geest. In zijn gedachten differentieerde hij de wateren. De veelheid lag nog in zijn eenheid verborgen. Dat verandert met het tweede scheppingsverhaal, als God zijn idee als het ware overbrengt in het hart van de Wereldziel, de mannin die uit Adam's rib wordt gemaakt. Nu verkeert de schepping in het stadium van de psyche en is dus uitsluitend psychologisch op te vatten. Met het verdrijven uit het paradijs treedt al het geschapene mee naar buiten. De gedachtevormen van God worden in tijd en ruimte geopenbaard. Maar nog altijd is de schepping aan strenge, innerlijke regels gebonden. In onze ogen zou dit een ideale wereld zijn. Er wordt gewerkt, maar de baringspijnen worden opgevangen in een welgezind, ordentelijk milieu. Deze maatschappij staat nog altijd ver boven de ons bekende wereld. Het ontstaan van de vierde scheppingsfase is te wijten aan Kain de landbouwer en Abel de schaapherder, de eerste tweelingbroers. Een ruzie tussen de broers wordt de wereld noodlottig. God slaat geen acht op het offer van Kain, maar wel op dat van Abel. Een vlijmende jaloezie lijdt tot de eerste moord, het voorspel tot de vele zinloze oorlogen. Kain stond tegen zijn broeder op en doodde hem. De sanctie voor Kain en na hem de hele mensheid is niet mals. "Een zwerver en een vluchteling zult gij op de aarde zijn", luidde het goddelijk oordeel, volgens Genesis 4:12, "En Kain ging weg van het aangezicht des Heren en ging wonen in het land Nod, ten oosten van Eden". Het is het ongastvrije land van de ballingschap, de staat waarin de huidige wereldbevolking nog veelal verkeert. De ballingschap is de vierde staat na de schepping in gedachten, de schepping in de ziel en de openbaring van de schepping. Voortaan zal de mensheid ver buiten het paradijs moeten leven, maar hij zal de drie eerste fasen van het viervoudige proces in zijn onderbewustzijn, zijn persoonlijk onbewuste en het collectieve onbewuste met zich meedragen. Maar de mens is niet tot in eeuwigheid gedoemd in ballingschap, ver van vrede en licht, rond te dwalen in zijn zelfgeschapen hersenspinsels. Jezus verwoordt in Matth. 11:28 de mogelijkheden die elk mens in zich heeft: "Kom tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en ik zal u rust geven". Emmaüsgangers Jezus was het zinnebeeld van de vorm in ballingschap, de kruisvorm, dat zich aftekende tegen de lucht als het astrologische zonnekruis aan de zodiak. Jezus maakt de mensheid bewust van hun ballingschap, waarin ze al sedert Kain en Abel hadden geleefd. Nu liep hij met de Emmaüsgangers mee en vertelde. Hij vertelde zoveel, dat hun oren ervan tuitten. Eindelijk kwamen ze in een huis en lagen aan voor de maaltijd. Toen Jezus het brood brak herkenden zij hem plotseling. En tezelfdertijd was hij verdwenen. Voor hun ogen loste hij op. Maar hun ogen werden geopend en ze begrepen dat hij een geest was, vluchtig als de wind, maar tegelijk stabiel als de tempel. Misschien kregen ze ook in de gaten wat hun reisdoel in werkelijkheid was? De betekenis van de naam Emmaüs is "bron' en de naam Kleopas betekent 'roem van de vader'. Voldoende om het geheim achter deze anekdote te verstaan. De mannen waren op weg naar de bron en wat zou die bron wel kunnen zijn? Het is de bron van het bestaan en die vinden wij in de eerste hoofdstukken van Genesis. De zekerheid omtrent juist die bron danken wij aan de afstandsaanduiding van zestig stadiën, die een herhaling zijn van de zes oorspronkelijke scheppingsdagen. Om een beter begrip te krijgen van het kruisigingdrama en wat daarna gebeurde keren de Emmaüsgangers terug naar de bron. Daar zullen alle geheimen worden onthuld. De bron wordt blootgelegd in het allereerste vers: "In den beginne schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu was woest en ledig en duisternis lag op de vloed en de Geest Gods zweefde op de wateren." Wie op weg gaat naar de bron zal merken dat zijn innerlijk oog geopend wordt. Dat wordt ons meegedeeld ter afsluiting van de dramatische kettingreactie, die in werking was gezet met de geboorte van Jezus, voortrolde door de doop in de Jordaan en de Verheerlijking op de berg. Het lijden was een uitbeelding van de ballingschap, de verrijzenis of opstanding de bevrijding daarvan. De boodschap van de Emmaüsgangers wordt door ons ontvangen als een oproep terug te gaan naar de bron, de weg van inwijding in te slaan en stap voor stap door te dringen tot het mysterie van de eenheid, verborgen in de veelheid. Inwijding Wie het feest van de geboorte echt als een inwijding aanvaardt zal de betrekkelijkheid van zijn bestaan in ballingschap gaan inzien. Dit is niet het werkelijke leven maar een wereld vol illusies. De verlokkende schijn van volle winkels en oppervlakkig vermaak is de façade, die de werkelijkheid aan de waarneming onttrekt. Herodes' bevel tot de kindermoord kan worden uitgelegd als de angstschreeuw van de schijnwereld. Tot de dag van heden voelt hij zich bedreigd door de metafysische macht die in de midwintertijd de menselijke ziel belevendigt. De doop in de Jordaan is van een ander kaliber. De aanraking door wat de Christenheid de Heilige Geest is gaan noemen, kan de serieuze leerling terugvoeren in het milieu van de derde scheppingsfase. Hij krijgt het gevoel uit de ballingschap te worden bevrijd en terecht te komen in de geordende wereld van Adam en Eva, die uit het paradijs zijn gejaagd. Weliswaar klonk de vervloeking van Jahweh uiterst dramatisch, het milieu van de derde scheppingsfase is alleszins te verkiezen boven de hel die de mensheid de afgelopen tweeduizend jaar van de wereld heeft gemaakt. Het is een wereld zonder oorlogen, waar niet zonder pijn en moeite wordt geleefd, maar altijd in de onwankelbare zekerheid dat het goed is. Twijfel en zelfzucht ontbreken hier. De mensen leven vreedzaam naast elkaar, met elkaar en voor elkaar. Hun leven is niet gemakkelijk, maar de wil van God overstemt het stamelend opspelen van hun eigen willetje. Hun bestaan is goed en rechtvaardig. De derde inwijding bewerkt in de ziel een ingrijpende transformatie. Uitgebeeld in het feest van de transfiguratie op de berg voert deze initiatie de ziel het paradijs binnen. Alle moeite, pijn en schaamte wijken en de mens kan zich weer een voelen met de rijkgeschakeerde natuur. Iedereen doet waarvoor hij geschapen is, volledig bewust van het feit dat alle negativiteit is omgezet in positieve opbouwende energie. Vrede en harmonie stralen uitbundig door het levende netwerk van mens, dier en plant. Niemand heeft het gevoel voor zichzelf te leven. Iedereen en alles bezit volmaakte kennis van zichzelf en de ander. Het is de toestand die in het tweede scheppingsverhaal wordt beschreven en die uitloopt op een zonde uit onwetendheid. Bij de terugkeer in deze ontwikkelingsfase kan de verleiding geen vat meer op de leerling hebben, aangezien hij de weg der kennis volledig heeft afgelegd. Maar, levend in deze wereld van illusie in een sterfelijk lichaam, zal hij de beperkingen van die wereld des te beklemmender vinden. Een ingewijde die innerlijk geheel is opgenomen in het weten van de Wereldziel zal, net als Jezus, een verlossingsdaad stellen om het innerlijk oog van anderen te openen. Dan is het Pasen, feest van de Opstanding, feest van de volledige bevrijding van de voorheen gevangen ziel. De vierde grote inwijding brengt de ziel terug in de sfeer van het eerste scheppingsverhaal, de zes scheppingsdagen, in het bericht van de Emmaüsgangers uitgedrukt door de afstand van zestig stadiën tussen Jeruzalem en de bron van Emmaüs. De goddelijke Gedachte, het Mahat van het Hindoeïsme, is hier Heer en Meester. Iedere aandrift tot ongehoorzaamheid is afwezig. Hier wordt 'in de geest' geleefd. Het leven gaat uit boven wat wij in onze benauwenis leven en dood noemen. Het schouwen van deze sfeer bracht Paulus ertoe te spreken over 'opstanding uit de doden', waarbij het begrip 'dood' in het meervoud wordt gebruikt. Het Al ontvouwt zich hier uit een Niets, maar omgekeerd keert het Al hier ook terug in het Niets. De Geest van het gnostische Pleroma is hier levend, de Elohim van de Joden. Nog is de absolute eenheid niet bereikt, al kan het verruimde bewustzijn het begrip eenheid volledig begrijpen. De sfeer van de zes scheppingsdagen dankt zijn bestaan aan Gods Geest die over de wateren zweefde. De kiem van de veelheid heeft zich al in de ziel genesteld. De mensheid in de huidige evolutie zal waarschijnlijk niet hoger klimmen. De geest van de zes scheppingsdagen markeert zijn hoogst mogelijke ontwikkeling. Daarom worden Hemelvaart en Pinksteren zo slecht begrepen. Beide gedenkdagen preluderen op een toekomstige ontwikkeling.
Hemelvaartdag brengt de ziel in de hoge zetel van de hemel, maar nog altijd is de schim
van de aarde op de achtergrond zichtbaar. Het allereerste vers van Genesis is daar
duidelijk in. De tekst stamt ongetwijfeld uit de geest van een groot visionair ingewijde,
een genie dat zijn weerga niet kent. Wie in de geest de hemel bereikt is bevrijd van alle
beperkingen en leeft in onmiddellijk bereik van God de Vader. Maar hij is nog niet
teruggekeerd in de schoot van de 'in den beginne', de oorsprong van alles, de schoot der
schepping. Het antwoord ligt in de eerste vijf woorden van de bijbel: "In den beginne
schiep God." Hier nog geen hemel en aarde, geen woest en ledig, geen duisternis en
vloed, zelfs geen Gods Geest en de wateren. Op deze hoge plaats is er alleen God, de
eenheid, de Al-Ene, de Absolute en door velen in negatieve termen omschreven, omdat
niemand hem kan begrijpen. In hem leeft de Geest van Pinksteren, door Christus gezonden
als helper en trooster. Hij is de uiteindelijke Werkelijkheid, die zijn leven uitstort in
het hart van de mensheid, graf en geboortegrot, inwijdingstempel en bruidsvertrek. Hij is
de grote inwijder der mensheid, die het Pinksterfeest zijn betekenis geeft. |