|
|
Verbind hemel en aarde Markus van Alphen I n ver vervlogen tijden mocht men kiezen een leven te leiden als monnik of non; vandaag de dag is het nog steeds mogelijk dit te doen, al wordt er in onze westerse maatschappij steeds minder gebruik van gemaakt. Aan de andere kant van de schaal staan diegenen die geen acht slaan op het geestelijk leven en alleen interesse schijnen te hebben voor het stoffelijke leven. Ergens tussen deze uiteinden staat het gebruik dat in onze Vrij-Katholieke Kerk gangbaar is. Vandaar dat het nog altijd gebruikelijk is dat geestelijkheid en andere functionarissen niet voor hun diensten betaald worden, waardoor het voor de meesten van hen noodzakelijk is hun dagelijks brood zoals ieder ander in de maatschappij te verdienen en hun overgebleven tijd besteden aan het om niet leveren van geestelijke diensten.Men vraagt zich soms af, of dit wel zo handig is. Zou het niet eenvoudiger zijn indien wij, zoals meeste andere kerken het doen, voltijdse geestelijkheid hadden die zich alleen wijden aan het geestelijk leven? In de hedendaagse maatschappij wordt er wel heel veel gevraagd van hen die én een drukke baan, én een gezin, én een kerk in hetzelfde leven willen dienen, laat staan de andere organisaties waaraan zij vaak ook tijd willen besteden. Staat er niet in de Bijbel dat men geen twee meesters kan dienen? Aan de andere kant rijst ook de vraag in hoeverre iemand die niet met beide voeten stevig in de modder staat, in staat is mensen en hun lijden te begrijpen en hen met praktische en toepasbare raad en daad kan bijstaan. Men neemt niet meer genoegen met het antwoord dat het Gods wil is Een vraag die wij ons kunnen stellen als wij hierover gaan nadenken is of de tijden waarin wij nu leven hetzelfde zijn als de tijden die voorbij zijn. Het is een retorische vraag, want men hoeft slechts om zich heen te zien om tot de conclusie te komen dat de tijden enorm veranderd zijn. De mensheid staat alweer, zoals zij telkenmale voorheen ook heeft gestaan, op het punt waar ze dreigt de lessen te missen die er nu voor het oprapen liggen. Het materialisme om ons heen en de ziekten die daarmee verband houden staren ons in de ogen, maar toch zien wij ze niet. Puur idealisme aan de andere kant is ook niet het antwoord. Zolang wij, als mensheid, onszelf als afgescheiden van elkaar blijven zien, gaat het er om een balans te vinden tussen idealisme en materialisme. Heel concreet: wij moeten zorgen dat wij genoeg verdienen om voldoende comfort voor onszelf te kunnen bekostigen zodat wij aan ons eigen welzijn niet verder hoeven te denken. Voor velen blijft het een droom om op een dag genoeg kapitaal bijeen gespaard te hebben om niet te hoeven werken aan het verdienen van het dagelijks brood, en de beschikbare tijd te kunnen invullen met geestelijk werk. Velen die met pensioen gaan, ervaren dat zij het opeens drukker hebben dan toen zij nog 40 uur per week voor de baas moesten komen opdraven! Een van de fundamenten waarop onze kerk is gebouwd is de theosofie. Dit houdt niet in dat van allen verwacht wordt lid te worden van de Theosofische Vereniging, maar wel dat wij in ons leven de theosofische leringen tot uitdrukking brengen. Enkele van de belangrijke kenmerken hiervan zijn in dit verband de vrijwilligheid en de vrijheid. Ieder offer dat gebracht wordt zonder dat het volkomen vrijwillig gedaan wordt is tot plicht vernederd. Ieder offer dat vrijwillig gebracht wordt, wordt verheven tot een daad van voldoening. Zo ook, iedere daad die wij een ander opleggen ontneemt hem of haar de vrijheid. Onder daden worden in deze samenhang ook gevoelens en gedachten geplaatst, waarvan wij weten dat zij even veel, zo niet meer, oorzakelijk zijn dan het doen of laten. Hieraan gelieerd is het onderwerp karma en dharma. Al staat het uit de oosterse traditie geleende woord karma niet letterlijk in de bijbel, wordt er wel hiernaar verwezen. Het meest pertinente voorbeeld hiervan is waarschijnlijk zoals gij zaait, zo zult gij oogsten Het begrip karma is onlosmakelijk verbonden met het begrip reïncarnatie, dat door de meesten van onze kerkleden als vanzelfsprekend aanvaard wordt, en waaraan ook in bedekte terminologie in de bijbel wordt gerefereerd. Het sprekendste voorbeeld hiervan is waarschijnlijk te vinden in Mattheüs 17 waar de Verheerlijking op de berg wordt beschreven. De discipelen wijzen erop dat Elias éérst zou moeten komen, waarop het antwoord volgt dat Elias reeds gekomen was als Johannes de Doper. Zonder een geloof in reïncarnatie zou dit deel van het evangelie moeilijk uit te leggen zijn. Een schitterend beeld is de interpretatie van de landman, de ware wijnstok en de ranken uit het 15e hoofdstuk van het Johannes-evangelie als zijnde de godsvonk, ziel en persoonlijkheden van de mens. In de gelijkenis is er maar één landman; in het gebied van de godsvonk vaak de monade genoemd- bestaat er geen afgescheidenheid en is er maar één geest. De wijnstok in de gelijkenis is onze ziel, waarin het Christusbewustzijn aanwezig is. Wederom wordt er gesproken over één wijnstok. De ranken zijn onze vele levens waarvan die levens die wij verkwisten door geen gehoor te geven aan de roep van de ziel- de ranken zijn die geen vrucht dragen -geen bijdrage maken- en dus in het vuur geworpen worden. Geen eeuwige vuur van hel en verdoemenis, maar het vuur dat het goud uit het erts destilleert. De landman heeft uiteraard meer dan één wijnstok, anders zou hij geen landman genoemd kunnen worden. In zijn wijngaard staan ontelbare wijnstokken; in deze symboliek spreken wij niet meer van de landman als zijnde de vonk, maar over de gehele godheid waarin wij leven, bewegen en zijn. Hierin bestaat de eenheid van al het leven. Het is ook interessant de symboliek van de wijn hierin te betrekken. Wijn, of het nu gefermenteerd is of niet, wordt gemaakt door druiven te persen. In de Eucharistie wordt wijn geconsacreerd en verandert daardoor in het Bloed van de Christus. De wijn is de essentie van de vrucht, men zou kunnen zeggen het wezenlijke daarvan, net zoals het bloed een symbool is van het leven dat door onze aderen vloeit. Het is dus het zoete resultaat van de vrucht, die op zichzelf ook al zoet is, maar ontdaan moet worden van zijn (vrucht)vlees. De vele ranken hebben als doel de vrucht, die niet zonder de wijnstok kan wassen, voor de landman te doen groeien. Dit is een beeld van dharma, een woord dat losjes in werk of taak vertaald kan worden. Ieder leven dat wij leven gaat gepaard met het karma dat wij mogelijkerwijs kunnen oplossen en het dharma of de levenstaak die wij als ziel- trachten te volbrengen. Hoe meer zinvolle levens wij in vorige incarnaties geleid hebben, des te groter de opbrengst. Anders gezegd, hoe meer wij de ontwikkelingsweg volgen, des te meer klem er gelegd wordt op het dharma dat vervuld moet worden en hoe minder wij bezig zijn met het oplossen van karma. Karma wordt door velen gezien als iets zwaars, een schuld dat uit zonde een eveneens zwaar beladen woord- voortkomt. Zo wij zonde beschouwen als onwetendheid, kan het wat lichter opgenomen worden. Als wij de kennis niet hebben, dus onwetend zijn, en daardoor een fout begaan, wordt ons de kans geboden deze kennis op te doen door de gevolgen ervan te ervaren. Karma heeft eigenlijk niets te maken met goed of slecht, maar is niets meer of minder dan een wet die de harmonie van iedere gedane daad herstelt. Ons dharma, totdat wij een zekere hoogte van ontwikkeling hebben bereikt, is dus hoofdzakelijk het verdrijven van onwetendheid, niet zo toevallig de intentie voor de zondag vóór de Advent. Ons dharma tijdens de periode van ontwikkeling dat verzinnebeeld is in de vier zondagen van de Advent, door mevrouw Besant destijds in een gelijknamig boek als de buitenhof beschreven, wordt uitvoerig doch stellig door Krishnamurti in zijn boek Aan de voeten van de Meester behandeld: Onderscheidingsvermogen, zelf vergetelheid, liefde en juist handelen. Net zoals het individu zich ontwikkelt, ontwikkelt het dharma dat door dit individu volbracht kan worden. Voor hen die de inwijdingsweg betreden, ligt het hogere dharma verborgen in de symboliek van Kerstmis, de Doop in de Jordaan, de Verheerlijking op de berg, de Kruisiging en Verrijzenis, en de Hemelvaart, hetgeen het laatste deel van de ontwikkelingsweg van de mens beschrijft. Vele beelden trachten dit uit te beelden, maar in essentie zou men kunnen zeggen dat het doel van het volmaakt mens worden is om hemel en aarde te verbinden. Wat heeft dit voor praktische betekenis voor ons? Laten wij deze ideeën in het hoofd ronddolen of transformeren wij het naar ervaring? Laten wij vervolgens deze ervaringen in de kluister van ons hart doodwiegen, of doen wij er iets mee? Het aloude beginsel van hoofd - hart - handen is van toepassing. Eerst begrijpen, vervolgens ervaren en uiteindelijk aanwenden in het dagelijks leven. Zoals wij allen weten kan het verleden niet veranderd worden, al kunnen wij wel onze ervaring van het verleden in het nu veranderen. Dit houdt in dat wij het karma dat op onze weg komt aanvaarden en er op een zo vrolijk mogelijke manier mee omgaan. Niet alleen de minder plezierige aspecten, maar ook de meer plezierige aspecten van ons karma. Ons karma in toekomstige levens maken wij op ieder moment van de dag en het kan wel in positieve zin beïnvloed worden door oorzaken te zaaien die plezierige oogsten zullen voortbrengen. Inactiviteit -uit vrees om oorzaken te zaaien- is hier geen antwoord: door niets te doen ontlopen wij ons dharma en brengen wij een rank voort die geen vrucht zal brengen. Door onze taak in deze wereld te zoeken, niet onder drang van een argeloze dictator die een eeuwige hellevuur aan hen belooft die hem niet paaien, maar uit eigen, vrije wil, wordt het in-leven-zijn een voorrecht. Breng in uw herinnering, een moment van vreugde, doordat een ander u een vriendelijke, ongevraagde daad van hulp heeft gedaan en gun dat gevoel aan ieder van uw medemensen. Daardoor komt u geleidelijk te staan waar men hemel met aarde kan verbinden in vrijheid, gelijkheid en broederschap.
|
|