|
|
Een hymne van Hermes G.R.S. Mead V olgens Clemens van Alexandrië was de gehele godsdienstige wijsbegeerte - dat is de wijsheid, tucht, regering en vele kunsten en wetenschappen - van het Egyptische priesterschap, bevat in de boeken van Hermes, dat is Thot. Deze boeken waren gerangschikt onder twee en veertig hoofden en verdeeld in een aantal groepen, overeenkomstig de verschillende orden der priesters.Thot was de naam die aan alle priesters gemeen was, iedere priester was als priester een Thot, omdat hij in zijn heilig ambt een of ander kenmerk ten toon spreidde van de Grote Priester of Meester Hiërophant onder de Goden, wiens aardse naam was Thot of Tehuti. Thot werd door de Grieken, ter onderscheiding van de gewone Hermes, genoemd de Egyptische Hermes, of Hermes de Driemaal Grootste. Veel voorbeelden van hymnen tot lof der Goden zijn bewaard in Egyptische inscripties of papyri, en enkele daarvan zijn zeer verheven zangen van de ziel tot lof van de majesteit en de heerlijkheid van de Allerhoogste. Een van de schoonste zangen wordt gevonden in een inwijdingsritueel, dat de titel draagt: "De Geheime Leerrede op de Berg" met de bijvoeging: "Betreffende de Wedergeboorte en de Belofte van Stilte." De wedergeboorte of regeneratie was en is het mysterie van de Geestelijke Geboorte, de Geboorte van Boven, het einddoel van de grote mysteriën, evenals in de kleine mysteriën het onderwerp van de leringen betrekking had op de Geboorte van Beneden, het geheim van de genesis of hoe de mens komt tot lichamelijke geboorte. De ene was de geboorte in de stof, de andere de palingenesis, het middel om opnieuw te worden een rein, geestelijk wezen. Het is de mystieke ritus van "het opleggen van de handen", de ritus van de aanroeping door Hermes, de hiërophant of Vader op aarde, door wie de zegenende handen van de Grote Inwijder gelegd worden op het hoofd van de candidaat, de zoon. Deze Zegenende Handen zijn geen lichamelijke handen, maar Machten, Stralen van de Geestelijke Zon, evenals zij gesymboliseerd zijn in de welbekende Egyptische fresco's van de Aton-cultus. Elke straal is een Gnostische Kracht, waarvan het licht en het vermogen de duisternis van de ondeugden van de ziel uitdrijven en de weg bereiden om het stoffelijk lichaam te veranderen in het ware, op een straal of ster gelijkende lichaam, de augoeides of astroeides. Deze mystieke ritus van Gnostieke inwijding helpt de God in de mens geboren te worden; hij is echter eerst slechts een God-kind, dat hoort noch ziet, maar enkel voelt. Zo smeekt dan de candidaat, de zoon, dat hij, bij wijze van groot voorrecht, het wonderbaarlijke Lied der Machten mag horen, waarvan hij in zijn studies heeft gelezen, en dat degene hoort die in de Achtste Sfeer komt, of tot het Achtste Stadium bij het beklimmen van de Heilige Berg of Heilige Trap. "Ik wenste, o Vader, te horen de lofzang, de hymne, die gij zegt gehoord te hebben, toen gij in de Achtste waart." In antwoord op dit verzoek zegt Hermes dat de zoon zich moet haasten "Zijn tent op te rollen", dat wil zeggen zich bevrijden van de kluisters van het lichaam en aldus op te staan uit het graf, dat tot nu toe zijn ziel gevangen heeft gehouden. Maar, zo voegt Hermes er aan toe, er is geen lied der Machten in menselijke taal geschreven, het lied kan gezongen worden op velerlei wijzen, in velerlei taal; de herboren mens wordt een dichter, en wordt gestemd in harmonie met de Grote Harmonie. Hij kan dan niet anders doen dan God lofzingen. Hij wordt een maker van hymnen en herhaalt niet langer de hymnen van anderen. Hermes geeft een voorbeeld van zon lofzang, en zegt de zoon in eerbiedige stilte af te wachten om te vernemen de lof van de gehele natuur van de mens, waardoor geopend wordt een pad, rechtstreeks tot God. Dit is geen gewone lofzang, maar een gnostieke daad. Daarom beveelt Hermes: "Wees stil, mijn zoon. Hoor de lofzang, de Hymne der Wedergeboorte, de lofzang, die de ziel in stemming houdt." Het is een hymne, die gebruikt moet worden bij zonsopgang en zonsondergang. "Aanbid, mijn zoon, met uw gelaat gewend naar het oosten, of naar het westen. En nu, wees stil." "Laat elke natuur der wereld vernemen de uiting van mijn lofzang. Open u, gij Aarde. Laat elke grendel van de afgrond voor mij worden weggetrokken. Ritsel niet, gij bomen. Ik ga beginnen de Heer van de schepping te zingen, Hem, die beide is, het Al en het Ene. Gij Hemelen opent u en gij Winden wees stil en laat Gods onsterfelijke Sfeer mijn woord vernemen. Want ik wil zingen de lof van Hem, die alles heeft gegrond; die de Aarde heeft gevestigd, de Hemelen opgehangen, en die beval, dat de Oceaan zoet water zou geven aan de aarde, aan de bewoonde delen en aan de onbewoonde, voor onderhoud en gebruik van ieder mens; die het Vuur doet schijnen voor Goden en mensen voor elke handeling. Laat ons allen Hem lofzingen, verheven boven de hemelen, Heer van alle naturen. Gij Machten, die in mij zijt, lofzingt de Ene, die het Al is, zing met mijn wil, alle Machten, die in mij zijt. O Gnosis, door u verlicht, door u zingende het Licht, dat het Denkvermogen alleen kan zien, ik verblijd mij in de blijdschap van het Denkvermogen. Zing lof met mij, al gij Machten, Zing lof, mijn zelfbeheersing, zing door mij, mijn gerechtigheid, de lofzangen der Gerechtigen, zing mijn Deel. Alles, de lofzangen van het Al, door mij zing, waarheid, de lofzangen der Waarheid. O Leven en Licht, van ons stromen onze lofzangen tot U. Vader, ik geef U dank; Gij Macht van alle Krachten, Gij Kracht van alle Machten. Uit U, Uw Wil. Tot U, het Al. Ontvang van allen hun redelijke offerande. Het Al, dat is in ons, bewaar het. O Licht, verlicht het, o God, beziel het met Uw geest. Want Gij zijt God; uw mens roept aldus tot U door Vuur, door Lucht, door Aarde, door Water en door de Geest, door Uw schepselen. Het is uit Uw Aeon, dat ik de Lofzangen gevonden heb en in Uw Wil, het doel van mijn zoeken, heb ik gevonden de Rust." Dit is de gnostische zang van de mens, die de aard van zijn eigen geestelijke waardigheid gaat beseffen. Hij uit woorden, die "waar" zijn, die geuit worden zonder hinderpaal. Want de mens is nu niet langer een enkele "Letter" of "Processie van het Lot", maar een ware "Naam" en vrije Mens, een Woord Gods, een werkelijke kosmos, geordend in juiste en wettige harmonie door de omzetting van eigen wil tot een gewillige vereniging met Gods wil. Hij kan zijn eigen gezuiverde natuur doen samenzingen met de grote elementen en de kwintessence van alle, die, welke is de Geest of Adem Gods, het Atman. Hij vindt zijn rust in de Grote Vrede, hij is nieuw. Uit: Hymnen van Hermes door G.R.S. Mead
|
|