VKVisie
Tijdschrift van de Vrij-Katholieke Kerk in Nederland

Vorige Home Boven Volgende

Het mysterie van de dood

J.E. van der Stok

In deze lezing geeft prof. Van der Stok een beeld van het stervensproces. In zijn karakteristieke visionaire en mystieke stijl opent hij dit onderwerp vanuit een functionele zienswijze. Daarin zien we het als een scheppend gebeuren waarin de oogst van een mensenleven wordt binnengehaald. Van belang in zijn uitwerking is het losmaken van de draden die we als het ware spinnen in ons leven. Iets waarover ook in de moderne esoterische literatuur zoals in het werk van Barbara Ann Brennan wordt gesproken. Ook de werking van de verschillende elementalen in het stervensproces is van groot belang. De rituelen van de Vrij-Katholieke Kerk zijn krachtige hulpmiddelen om de overgang van dit leven naar het bovenstoffelijke leven te begeleiden en te vergemakkelijken.

Ik wil ingaan op het probleem van de dood. Beter is het te spreken van het mysterie van de dood; het is geen probleem in de eigenlijke zin van het woord. Een probleem kan worden opgelost; het mysterie van de dood is gelukkig onoplosbaar. Het is een wonder en het blijft een wonder en het wordt een steeds groter wonder, dat ons vervult met het transcendentale en dat ons wezenlijk mens maakt in de volle zin van het woord.

Het is een algemeen getuigenis van degenen die op het punt zijn geweest over te gaan naar de andere wereld en het fysieke lichaam te verlaten - fysiek in de zin van grof stoffelijk, dus zoals wij het kennen - een getuigenis bijv. van diegenen die bijna verdronken zijn, dat men zijn gehele leven het ware voor zijn ogen ziet afspelen. Het wordt als een film snel voltrokken voor ons oog en we zijn daarin in een bepaalde maar toch zeer enge zin betrokken. Wij staan er dan nog niet geheel buiten als beoordelaars en we horen dan ook niet het grote oordeel over ons werk en onze daden uitspreken. Maar het is als het ware een voorbereiding van hetgeen daarna staat te gebeuren, in de tweede fase van het mysterie van de dood.

In de eerste plaats krijgen we ons gehele leven voor ons als een film. We zijn erin betrokken en we krijgen er al dadelijk een indruk van in hoeverre we geslaagd zijn, in hoeverre we niet geslaagd zijn, in hoeverre we onze levenstaak die we ons hebben voorgenomen aan het begin van een incarnatie hebben vervuld. In de Indiase traditie wordt dit het menselijke Dharma genoemd. Onze individuele levenstaak, of dharma, is verbonden met de grote Wet en we zien op dit moment dus in hoeverre ons leven in overeenstemming met de wet is voor zover die op ons individuele leven van toepassing is.

Dan komt de tweede fase, een hoogst belangrijke. Aan de eerste fase kunnen we niet veel doen als buitenstaanders bij het sterfgeval, of als erbij betrokkenen. Veel kunnen we doen aan de tweede fase. Dat is de fase die met een technische term wordt genoemd die van de afwikkeling van de levensdraden. Men krijgt de indruk van levensdraden die teruggaan, ingetrokken worden, maar het is ook een afwikkeling. Beter is de term die door A. Besant is ingevoerd en die ook hier en daar ook wordt gebruikt door onze grote voorgangster H.P Blavatsky, als zij spreekt over levensweb. Ziet men het in een doorsnede dan krijgt men de indruk van draden. Wat die draden verbindt is moeilijk te zien. Het is pas te zien voor het getrainde oog na jaren van oefening, terwijl die draden eerder in het oog springen, dus die wanden van het web. Het web verdeelt het lichaam en de aura in cellen. Er zijn in het geheel vier webben, en wel drie in de eigenlijke zin van het woord en één als achtergrond daarvan. Toch moet die ene ook als een levend milieu analoog met een web worden beschouwd, maar dan als één grote cel als het ware. Het is zeer interessant, en er is zeer weinig over geschreven in de literatuur, eigenlijk helemaal niets, behalve over een bepaalde vorm van het levensweb, het wordt wel telkens hier en daar even aangeraakt. Die levenswebben moeten worden ingetrokken. Dat gebeurt dus nu. Wij hebben het fysieke lichaam afgelegd, het grofstoffelijke lichaam, en zijn nu in het etherische lichaam, termen die u allemaal wel kent.

Het etherische lichaam is een energetisch of pranisch lichaam zoals H.P. Blavatsky het noemt, en daarin vervullen die levenswebben een zeer grote rol. Het terugtrekken van die levenswebben vindt daarin geleidelijk aan plaats.

Die levenswebben zijn betrokken geweest in ons karma - laten we het karma opvatten in engere zin - en wel in die daden die niet in overeenstemming waren met de goede Wet, waarin we dus tegen de draad zijn gegaan. Er zijn natuurlijk gevallen waarin we dat in sterke mate hebben gedaan, en daar stagneert dan die afwikkeling. Daar zit als het ware dat levensweb met haken vast. Als men het helderziend probeert te vatten, is het als filigrain werk. De aandacht is helemaal naar binnen gericht ter afwikkeling van die levensdraden en tegelijkertijd betekent dat dus ook stilstaan bij de belangrijkste momenten in ons leven, voornamelijk dus die momenten waarin we van het rechte pad zijn afgeweken en waar we ons als het ware in een knoop hebben gedraaid. Die knopen moeten we ontwarren bij de afwikkeling, en dat is dan ook het karmische aanzicht van die levenswebben. Dus we blijven dan telkens stilstaan met onze volle concentratie.

Het moet rustig zijn in de omgeving van de dode. Er moet bij wijze van spreken een majestueuze stilte zijn. Hij heeft een zeer intens werk onder handen waarin hij niet gestoord moet worden door sentimentele uitingen van de nabestaanden. Het is moeilijk, maar als men iets begrijpt van het wonder van het mysterie van de dood dan komt men daar geheel in en dan helpt men waar men helpen kan door een serene atmosfeer te scheppen, heel zuiver, heel hoog gestemd, en hem met rust te laten.

Het oude voorschrift van de Joden is dat de dode direct na het afleggen van het lichaam, het wassen van het lichaam dat heel zorgvuldig moet gebeuren, bedekt moet worden met een witte linnen doek, en verder mag die doek niet meer worden weggenomen, dus het aangezicht mag niet meer ontsluierd worden. Dit alles om degenen die gestorven is niet af te leiden van het grote werk dat hij heeft te verrichten. Dus dit is een heel ander proces dan het vorige waarin men het hele leven zich snel voor de ogen ziet afwikkelen.

Hier staat men stil bij de belangrijkste punten; men moet die knopen ontwarren, dus men wordt betrokken in het karma - men doorleeft het, maar toch meer als iemand die terzijde staat. Zo moet men dat doen; men kan zich er niet volledig in werken want dan graaft men zich vast en men wikkelt zich weer in terwijl men er zich juist uit moet loswikkelen. Dus daarom moet men terzijde staan. Men staat als het ware op een hoger punt dan bij het vorige geval. De duur van deze loswikkeling is heel verschillend - bij de een is het in twee dagen gebeurd - sommige doen het heel snel, andere doen het langzaam en heel nauwkeurig.

Op het ogenblik zijn er allemaal tegenwerkende factoren omdat in dit stadium van ontwikkeling van de mensheid de drie elementalen zo sterk werken. Elementalen kunnen gezien worden als vormen van onderbewust en halfbewust lichaamsbewustzijn op het fysieke, astrale en mentale gebied. In de eerste plaats de etherische fysieke elementaal. Door de hele gang van zaken, het hele opvoedingssysteem, is de aandacht sterk gevestigd op het lichamelijke. De denkwijze is in vrij sterke mate materialistisch. In de tweede plaats is men zich door de mentale ontwikkeling, de scherpverstandelijke ontwikkeling, sterker en sterker als een ikheid gaan stellen. Daar komt nog een andere factor bij: door de ontwikkelingen van de laatste jaren is er een grote een versterking van die ikheid gekomen. Dus er is wat de psychologen noemen een "excess of I-ness", een overmaat van ikzucht. Zo ontstaat er dus wat we een ik-elementaal kunnen noemen. Dit is te zien als een onbewuste mentale kracht die gecreëerd wordt door de persoonlijkheid die het gevoel van een afgescheiden op zichzelf staand "ik" in sterke mate instandhoudt en voedt.

En dan heeft men nog te maken met die andere elementaal, de schaduw, op het etherische gebied maar ook op het astrale gebied - ik gebruik een woord dat door de psychologen wordt gebruikt, o.a. door de psycholoog Jung. Het is een zeer sterk angstgevoel, een zeer sterk onberedeneerd angstgevoel waaraan men ontworpen is. Men staat tegen de muur en men kan niet naar links noch naar rechts en het fatum wordt voltrokken. Hier hebben we te maken met de mensen die het leven niet aandurven met al zijn onzekerheid, al zijn moeilijkheden, zijn competitie, al dat wreedaardige. Het zijn dikwijls zeer gevoelige mensen die levensvijandig worden, ook ten opzichte van hun eigen leven, en dan krijgt men dat grote venietigingsproces, de vernietiging door de schaduw, die machtige elementaal die op het ogenblik een grote rol speelt, dus door de mens gecreëerd door de omstandigheden, niet door de Wet.

Die drieërlei soort elementalen, krachten dus die voortkomen uit de persoonlijkheid, staan in de weg en beletten een vlot en gunstig verloop. Ze bemoeilijken het scheppen van een afzonderde heilige ruimte voor dat afwikkelingsproces, voor dat zuiveringsproces in een zeer bepaalde zin, als een voorbereiding voor de grote speciale zuivering die ons wacht in de astrale wereld, de emotionele zuivering, de zedelijke zuivering - zedelijk nu genomen in engere zin - de zuivering tot deugd, "to be true to virtue", om zich in te stellen op de zuivere deugden. Die drie elementalen staan zeer in de weg; zij werken alle drie wat men noemt lethaal, zij verlammen. Dat hele intense proces kan zich nu niet volledig voltrekken, en zo komt men onvoorbereid in die andere wereld. Dat gebeurt op het ogenblik op grote schaal.

Wat nodig is voor ons is dat wij de gang van zaken zien die door het goddelijk plan is gedacht, of om het ruimer te zeggen, zoals die door de Goede Wet is vastgelegd en verordineerd. Al is de mens vrij in essentie, hij heeft zich gebonden en de graden van vrijheid - om het mathematisch uit te drukken - geringer en geringer. Toch heeft hij op ieder ogenblik zekere graden van vrijheid tot zijn beschikking, omdat hij de bevrijder moet zijn in de meest volle zin van het woord en alles moet voltrekken in het volstrekte, in het absolute. Hij moet in het einde, bij de voleinding, aan het gehele universum die vrijheid geven en zo moet hij in vrijheid worden gedresseerd. Hij kan daarom afwijken van elk pad, van het pad van rechtvaardigheid, het pad van goedheid, het pad van deugd.

Ik ga nu weer terug naar mijn beeld over de meer normale gang van zaken, niet zoals het nu gebeurt, maar zoals de Wet die als het ware verordineert. Men krijgt dan dus die afwikkeling. Als de afwikkeling heeft plaats gehad dan ziet men de voertuigen of verschillende lichamen; men kan die zien. Het is de mens, zoals in de Hindoese geschriften staat, "de Gouden Mens zo groot als een duim" ("of the size of a thumb"). Dus het is meer dan een permanent atoom; het is het permanent atoom met enkele andere atomen en met een zeker magnetisme. Dus die persoonlijkheid blijft in zeker opzicht bestaan, in essentie. Er blijft wat niet kan worden opgenomen.

Dan gaat hij over in de zin van het woord. Hij moet zich klaar maken om over te gaan van het etherische gebied door het terugtrekken van de levenswebben, en dan is dus het etherische lichaam achtergebleven en aan ontbinding blootgesteld.

Hij komt nu in de derde fase van het mysterie van de dood, de mooiste, de schoonste. Hij komt, om de term van H.P. Blavatsky te gebruiken, in een layapunt, een evenwichtspunt, een overgangspunt, een kritische periode, een kritisch moment want het duurt maar heel kort, maar het is of het de eeuwen verslaat; dat is de gewaarwording die men er van krijgt wanneer men dit bijwoont. Men is van ontzag vervuld en blijft op een grote afstand in de volstrekte stilte die nodig is op dat punt. Dan is het niet alsof we er zelf bij zijn betrokken en ook niet alsof we op een heuvel terzijde staan en de daden van ons leven van het begin tot het einde zien beoordelen. Dat was het tweede stadium, maar nu is er iets, een autoriteit, een volstrekte autoriteit, die buiten ons staat, geen persoonlijke God, maar de onpersoonlijke Wet der Volmaking, die de grondslag vormde van de grote machtige Leer van de Heer Boeddha.

Die grote Wet spreekt als het ware in alIe mildheid en grootheid haar oordeel uit over onze daden en het is vervuld wanneer we ons los kunnen maken, wanneer we in die stilte kunnen verblijven, wanneer het gaat zoals de Wet het wil hebben. Vervuld met die grootsheid kunnen we dan de astrale wereld binnen gaan, wanneer we dus de Grote Wet kunnen volgen.

Deze lezing is gehouden op 2 maart 1952 in gebouw "Isis" te Amsterdam onder de naam "Het astrale gebied en het mysterie van de dood". Voor publicatie in VKVisie is deze lezing bewerkt en ingekort door Frits Evelein.